Meisjes uit Nederland zijn het meest onzeker van heel Europa over hun bètavaardigheden. Dit is gebleken uit een
onderzoek van Microsoft , waarvoor 11.500 meisjes uit elf Europese landen én Rusland een enquête invulden.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat Nederlandse meisjes negatief denken over hun eigen bètavaardigheden. Naast de enquête zijn er bij 54 meisjes tussen de elf en achttien jaar diepte-interviews afgenomen. In Nederland participeerden 1.000 meisjes en vrouwen in de leeftijd van elf tot dertig jaar.
Resultaten
Zo bleek dat meer dan de helft van de Nederlandse meisjes hun eigen vaardigheden in bètavakken als wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica, vergeleken met andere Europese landen, laag inschatten. Meer dan 40 procent van de vrouwen gaf zelfs aan dat hun STEM-vaardigheden* niet in orde waren. De interesse hiervoor ontdekken ze meestal rond hun elfde jaar en rond hun vijftiende jaar haken ze vaak weer af op STEM-vaardigheden. Dit is een jaar eerder dan het Europese gemiddelde. Volgens het onderzoek komt dit, omdat in vergelijking met de rest van Europa, Nederlandse meisjes het meest een gebrek aan vrouwelijke rolmodellen hebben. Wellicht kan dit komen doordat meer dan zestig procent van de docenten die STEM-vakken geven man is. Daarnaast stimuleren ouders hun dochters onvoldoende. In Nederland praat 31 procent van de meisjes met haar moeder en 33 procent met haar vader over STEM-onderwerpen. In de rest van Europa praat gemiddeld 38 procent van de meisjes met haar moeder en 37 procent met haar vader over STEM-onderwerpen.
*STEM staat voor de Engelse termen science (wetenschap), technology ( technologie), engineering ( techniek) en math (wiskunde). In het Nederlands worden deze exacte wetenschappen vaak aangeduid als ‘bèta’.