Irritatie in Kamer dat Kaag wacht met plan koopkrachtherstel

Foto: ANP

Een deel van de oppositie in de Tweede Kamer is geïrriteerd dat minister van Financiën, Sigrid Kaag, tijdens het debat over de Startnota nog niet met plannen komt om de dalende koopkracht te herstellen. Kaag wil eerst ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) afwachten, die in maart komen. Mogelijke aanpassingen van de begroting, waardoor ruimte voor herstel ontstaat, presenteert het kabinet dan pas in mei tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota.

Onder meer de SGP, PvdA, DENK en Kamerlid Pieter Omtzigt reageerden geërgerd. Zij vinden dat Kaag het probleem voor zich uitschuift, terwijl mensen nu in de problemen komen door de oplopende prijzen voor boodschappen en energie. “U zegt eigenlijk tegen heel Nederland: pak een deken en doe een warme trui aan, want dit jaar kunnen we niks repareren”, aldus PVV-Kamerlid Tony van Dijck. Omtzigt wil weten wat het kabinet gaat doen aan het acute probleem. “Of wachten we tot het explodeert en mensen uit huis gezet worden omdat ze hun rekeningen niet kunnen betalen?”

Kaag vraagt om geduld in de Kamer. Zij verwacht dat de situatie “inzichtelijker” is zodra de ramingen van het CPB er zijn. Zoals eerder tempert ze ook tijdens het debat de verwachtingen voor wat mogelijk is. Veel ligt al vast in de begroting en de mogelijkheden om dit jaar nog mensen tegemoet te komen zijn volgens haar beperkt. Toezeggingen dat er sowieso compensatie komt, wil ze dan ook niet doen. “Ik vraag echt even uw begrip dat we moeilijke keuzes met elkaar moeten maken.” Wel herhaalt ze dat het kabinet ervan “doordrongen is dat mensen het moeilijk hebben”.

Eerder waarschuwde minister Karien van Gennip (Sociale Zaken) al dat koopkrachtmaatregelen voor dit jaar “best moeilijk” zijn. Zij zei dat de aanpassing van belastingregels op zijn vroegst per 1 januari volgend jaar mogelijk zijn. Wel kan het kabinet mogelijk overgaan tot specifieke compensatie voor bijvoorbeeld de energierekening. Daarvoor trok het kabinet vorig jaar 3 miljard euro uit, zodat huishoudens op of net boven het sociale minimum 200 euro kunnen krijgen voor de energierekening.