Geen zorg Van der Burg over daling opvangplekken voor Oekraïners

Foto: ANP

De lichte daling van het aantal bedden dat gemeenten beschikbaar hebben voor Oekraïense vluchtelingen, leidt niet tot zorgen bij staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel). Het gaat om fluctuaties die af en toe ontstaan door een hertelling of omdat sommige opvanglocaties voor slechts een heel korte periode werden aangeboden. Deze gaan er nu alweer af, zei Van der Burg in een reactie op de nieuwste cijfers.

Maandag waren er volgens het ministerie van Justitie en Veiligheid nog 41.743 beschikbare opvangplekken, donderdag zijn dat er 41.247. Het Rijk en gemeenten hebben afgesproken om zo snel mogelijk 50.000 opvangplekken te regelen, gelijk verdeeld over de 25 veiligheidsregio’s. Ze moeten volgens Van der Burg zelf weten hoe en waar de vluchtelingen komen. “Gemeenten kijken volgens Van der Burg wat het beste bij hen past. “Ze werken echt keihard om alles te realiseren. Ze leveren echt topwerk.”

Vooralsnog is het aantal opvangplekken nog afdoende voor de Oekraïners die nu al door gemeenten worden opgevangen. De teller stond donderdag op iets meer dan 29.000. In totaal hebben gemeenten iets meer dan 37.000 Oekraïense vluchtelingen geregistreerd bij gemeenten. Daar vallen ook vluchtelingen onder die buiten de gemeentelijke opvanglocaties een plek hebben gevonden.

De staatssecretaris wijst erop dat er nog veel marge is in de bezetting van de opvang. “We zien nog steeds een groot verschil tussen het aantal beschikbare bedden en de bezette bedden; er is een bezetting van 70 procent. Dat is een mooi getal.”

Naast de plekken van gemeenten zijn er ook nog 19.000 plekken gereedgemaakt via Takecarebnb, een organisatie die gastgezinnen regelt. “Ik ga ervan uit dat een groot deel van de mensen die nu thuis worden opgevangen, uiteindelijk ook bij de gemeenten terechtkomt als zij niet terug kunnen keren naar Oekraïne. Op een gegeven moment is de draagkracht bij een gezin dat een ander gezin in huis neemt, op. Alleen is dat niet iets voor de korte termijn en we hebben aan alle kanten nog voldoende marge.”