Zijn we doorgeslagen met het aantal diagnoses en stoornissen die kinderen krijgen?

Foto: Pexels

Tijdens het schrijven van haar recent verschenen boek Diagnosedrift was vrijwel iedereen die journalist Sanne Bloemink sprak het erover eens: zoals het nu gaat, gaat het niet goed. Het feit dat er in elke klas steeds meer kinderen zitten die iets hebben of waarmee iets mis is, baart zorgen. Sanne vraagt zich af of we niet zijn doorgeslagen met het aantal diagnoses en stoornissen die kinderen krijgen. “Ik denk dat er veel variëteit in gedrag is en dat we als maatschappij weinig tolerant zijn voor die variëteit.”

De bandbreedte van wat normaal is en wat als normaal gedrag wordt gezien, is steeds smaller. “Dat zie je ook als het om uiterlijk gaat. Wat als mooi wordt gezien, is een steeds kleinere mal, waar we ons allemaal aan moeten aanpassen. Dit geldt ook op het gebied van psychiatrie en gezondheid. Dat wat we als normaal gedrag accepteren, neemt steeds verder af.”

Veel mensen laten aan Sanne weten dat ze door hun diagnose veel hulp hebben gekregen. “Prima. Ik ben er absoluut niet op tegen dat kinderen professionele hulp krijgen. Maar waarom moet iemand eerst als afwijkend bestempeld worden?” Drie jaar na invoering van de Jeugdwet is het aantal jongeren dat jeugdzorg ontvangt toegenomen van bijna 366 duizend in 2015 naar ruim 405 duizend in 2017. “Ook is het aantal kinderen met een stoornis over de gehele linie de afgelopen tien jaar enorm toegenomen. Krijgen kinderen die echt iets traumatisch hebben meegemaakt of die verwaarloosd worden nog wel voldoende en op tijd hulp?”

Collectief probleem

Volgens Sanne hebben we te maken met een collectief probleem. “Op scholen richten we ons heel erg op het individu en welke cognitieve prestaties een kind kan leveren. We rekenen kinderen af op hun cito score en kijken niet of ze sociaal zijn, goed kunnen samenwerken of anderen graag helpen. Kinderen voelen al heel snel aan dat het om tekenen en aardig zijn niet gaat in het leven. Daarbij zijn de klassen veel voller dan vroeger en hebben kinderen met meer prikkels te maken.”

Sanne Bloemink | Foto: Chantal Heijnen

Op het moment dat we kinderen op hun cognitieve vaardigheden en prestaties gaan afrekenen, vallen er steeds meer kinderen, mensen, buiten de boot. “Vroeger zeiden we: nou, dan gaat Jan gewoon iets anders doen. Tegenwoordig is er iets in de hersenen waardoor het niet goed gaat met een kind. Er is iets in de hersenen waardoor een kind graag rondjes wil rennen tijdens schooltijd. Waarom kijken we niet verder dan de hersenen en gaan we kinderen met alle vormen van gedrag niet wat meer de ruimte geven in de klas?”

Bij het stellen van een diagnose is er een groot grijs gebied, vervolgt Sanne. “Er zijn kinderen die afwijkend gedrag vertonen waar duidelijk iets mee aan de hand is. Over hen heb ik het niet. Maar er zijn ook kinderen van wie we ons kunnen afvragen of het nodig is om het gedrag als een stoornis aan te merken. Is een kind niet gewoon druk, teruggetrokken of wat angstiger van aard?”

Wat heeft het kind nodig?

We hebben in onze maatschappij de behoefte om op iemand het predicaat ‘afwijkend’ te plakken. “We richten ons op het individuele kind en de hersenen en kijken te weinig naar het systeem, bijvoorbeeld het gezin. Heeft er bijvoorbeeld net een scheiding plaatsgevonden, waardoor een kind wat drukker is dan anders? In plaats van de vraag ‘Wat is er mis met het kind?’ mogen we vaker de vragen ‘wat kunnen wij doen als omgeving?’ en ‘wat heeft het kind nodig?’ stellen.”

Wat is er volgens Sanne nodig? “We mogen ons bewust zijn van wat zo’n diagnose betekent en wat de impact hiervan is. Het gaat niet om vinger wijzen. We doen hier allemaal aan mee. Wat voor samenleving willen we? Het vraagt om een radicaal andere manier van denken over opvoeding en het onderwijs. Ik geloof niet dat het model dat we nu hebben, geschikt is om de problemen van de toekomst op te lossen. We mogen meer de waarde inzien van de verschillen. Ik ben niet tegen alle diagnoses. Het gaat me om een breder probleem, om een andere mindset.”