Banken in schijnwerpers op overwegend rood Wall Street na cijfers

Foto: ANP

De aandelenbeurzen in New York zijn vrijdag met overwegend verliezen het weekend in gegaan. De aandacht van beleggers op Wall Street ging onder meer uit naar de resultaten van de grote banken JPMorgan Chase, Citigroup en Wells Fargo. Verder hingen de zorgen over een escalatie van de oorlog in Israël boven de markt door de dreiging van een grootschalig grondoffensief in de Gazastrook. De olieprijzen gingen fors omhoog door de vrees voor grotere onrust in het Midden-Oosten.

De Dow-Jonesindex eindigde met een plusje van 0,1 procent op 33.670,29 punten. De brede S&P 500 zakte 0,5 procent tot 4327,78 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq verloor 1,2 procent tot 13.407,23 punten. Bij opening waren nog plussen te zien voor de hoofdindices.

JPMorgan Chase won 1,5 procent. De grootste bank van de Verenigde Staten profiteerde van de hogere rentes die klanten op leningen moeten betalen en boekte afgelopen kwartaal meer winst dan verwacht. Ook Wells Fargo overtrof de verwachtingen en werd ruim 3 procent hoger gezet. Citigroup leverde echter 0,2 procent in.

UnitedHealth ging 2,6 procent vooruit. De grote zorgverzekeraar boekte afgelopen kwartaal meer winst dan verwacht en werd ook iets positiever over het hele jaar. Vermogensbeheerder BlackRock zag de kwartaalwinst ook toenemen, maar verloor 1 procent.

De prijs van een vat Amerikaanse olie steeg 5,8 procent tot 87,71 dollar en Brentolie werd 5,7 procent duurder op 90,89 dollar per vat. Er wordt gevreesd dat Israël in direct conflict kan komen met Hamas-bondgenoot Iran waardoor olieleveringen via de Perzische Golf verstoord kunnen worden, bijvoorbeeld door Iraanse aanvallen op tankers. Oliemaatschappijen als Chevron, ExxonMobil, ConocoPhillips en Marathon Oil lieten koerswinsten tot 4,7 procent optekenen.

Ook de goudprijs ging flink omhoog omdat het edelmetaal in onrustige tijden als veilige belegging wordt gezien. Goudproducenten als Newmont Mining en Barrick Gold werden tot 4 procent hoger gezet.

Er kwam ook nog een cijfer over het Amerikaanse consumentenvertrouwen van de Universiteit van Michigan. Het vertrouwen is flink gedaald, vooral vanwege zorgen bij Amerikanen over een hogere inflatie, waardoor de koopkracht wordt ondermijnd.

De euro noteerde 1,0512 dollar, tegen 1,0503 dollar bij het slot van de beurshandel in Europa.