Twijfels over renteverlaging zetten New Yorkse beurzen lager

Foto: ANP

De aandelenbeurzen in New York zijn donderdag met verliezen gesloten. Beleggers waren minder optimistisch over eventuele renteverlagingen door de Federal Reserve en wachtten vooral het belangrijke banenrapport af, dat vrijdag verschijnt. Jeansmerk Levi Strauss maakte indruk met beter dan verwachte kwartaalcijfers en won aan waarde.

De Dow-Jonesindex zakte 1,4 procent tot 38.596,98 punten. De breder samengestelde S&P 500 zakte 1,2 procent tot 5147,21 punten en techbeurs Nasdaq verloor 1,4 procent tot 16.049,08 punten.

President Neel Kashkari van de lokale afdeling van de Federal Reseve in Minneapolis temperde de verwachtingen rond eventuele renteverlagingen. Hij zei dat een verlaging van de leenkosten mogelijk niet nodig is dit jaar als de inflatie niet verder daalt.

Vrijdag maakt een banenrapport van de Amerikaanse overheid duidelijk hoe de arbeidsmarkt van de Verenigde Staten ervoor staat. Een sterke toename van nieuwe banen zou wijzen op een nog altijd sterk draaiende economie, wat de Fed reden kan geven nog even te wachten met renteverlagingen.

Levi Strauss won ruim 12 procent. Beleggers waren vooral opgetogen dat het jeansbedrijf dit jaar betere resultaten verwacht dan voorheen. Daarbij helpt het dat denim weer in de mode is en wereldster Beyoncé net een nummer heeft uitgebracht dat naar Levi’s verwijst.

Frietproducent Lamb Weston was een opvallende verliezer. Het bedrijf verloor ruim 19 procent na een stevige verlaging van de omzet- en winstprognoses voor het lopende boekjaar. Lamb Weston zegt dat dit komt door de invoering van een nieuw inkoopsysteem.

De olieprijzen stegen weer, mede door de oplopende spanningen tussen Israël en Iran. Aanvallen tussen de twee landen kunnen uitmonden in een breder conflict in het Midden-Oosten, wat onder andere de aanvoer van olie belemmert. Een Israëlische luchtaanval verwoestte deze week een Iraans consulaat in de Syrische hoofdstad Damascus.

Een vat Amerikaanse olie werd 1,5 procent meer waard en kostte 86,74 dollar. Brentolie steeg 1,8 procent in prijs tot 90,91 dollar per vat. Grote olieconcerns Chevron en ExxonMobil wonnen tot 0,4 procent aan beurswaarde.

De euro verloor 0,2 procent ten opzichte van de dollar en was 1,0837 dollar waard.