Vorig jaar zijn 126 van de 1144 wethouders tijdelijk of definitief ten val gekomen om politieke redenen. Dat blijkt uit het Wethoudersonderzoek 2019 dat in opdracht van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd. In 2018 sneuvelden 46 wethouders om politieke redenen. In 2017 waren dat er 79.
Daarnaast waren er vorig jaar 75 wethouders die om anderen redenen stopten. Daarbij ging het onder meer om benoemingen tot burgemeester of gedeputeerde of om een vertrek vanwege gezondheidsproblemen.
De belangrijkste reden voor het vertrek van wethouders om politieke redenen was het klappen van coalities. Dat gebeurde vorig jaar in 26 gemeenten. Als de belangrijkste verklaring voor het uiteenvallen van coalities noemt Binnenlands Bestuur de onwil en het onvermogen van de bestuurders om tot gezamenlijke afspraken te komen.
Een inhoudelijk conflict over het tempo van klimaatmaatregelen leidde tot een coalitiebreuk in Rijswijk. In Den Haag klapte de coalitie op de kwestie van integriteit. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar mogelijke vriendjespolitiek en corruptie van twee wethouders leidde tot het vertrek van Groep De Mos/Hart voor Den Haag uit de coalitie.