Vader Hub L. is toch veroordeeld voor zijn rol bij de zoutzuurmoorden op Alan Gregeri (24) en Mohammed al Jader (24). In hoger beroep legde het gerechtshof in Den Bosch zeven jaar cel op wegens het medeplegen van doodslag. De rechtbank sprak L. in 2013 nog vrij. L. werd dinsdag meteen in de rechtszaal gevangen genomen.
De zaak draait om het ombrengen van de twee Irakezen die in 2009 en 2011 verdwenen. De twee bleken door een Limburgs gezin te zijn gedood en hun lichamen werden opgelost in vaten vol zoutzuur. De restanten werden door het riool gespoeld.
Moeder Els kreeg zes jaar cel opgelegd. Zij had bekend te hebben geschoten op Al Jader. De straf is lager dan de vijftien jaar die de rechtbank oplegde, omdat er sprake is van doodslag in plaats van moord, vindt het hof. Dochter Rachelle werd net als bij de rechtbank vrijgesproken
Het hof oordeelt nu dat vader L. het genadeschot op Al Jader loste, nadat Els eerst had geschoten. Al Jader was de partner van één van de dochters van het echtpaar. Deze lezing werd eerder al verteld door de inmiddels overleden huisvriend Ron van K. Maar de rechtbank vond zijn verklaring ongeloofwaardig. Het hof liet de verklaring door rechtspsycholoog Peter van Koppen analyseren en volgde diens conclusie dat de verklaring wel geloofwaardig was.
Volgens justitie moest Al Jader dood vanwege een zakelijk conflict. Hij eiste 10.000 euro van vader Hub L., omdat hij een mislukte wietplantage moest ruimen. Hij wilde geld en anders zou hij de politie informeren over de kwekerijen van Hub.
Het hof wilde hem eigenlijk acht jaar cel opleggen. Er ging één jaar af, omdat het proces te lang heeft geduurd. Voor moeder Els ging er nóg eens één jaar af omdat zij verminderd toerekeningsvatbaar was.
Zoon Michel L. en Van K. werden veroordeeld tot 26 en 30 maanden cel voor het daadwerkelijk oplossen van de lichamen. Zoon Maurice L. kreeg van de rechtbank dertien jaar cel voor moord op Gregeri. Maurice zei dat hij hem de keel doorsneed, omdat Gregeri hem sinds zijn veertiende drie jaar zou hebben misbruikt. In deze drie zaken werd geen hoger beroep ingesteld.