Excuses en rechtsherstel voor de Indische gemeenschap

Jan de Jong
Jan de Jong
Foto: Privé

Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp (SVJ) is verrast dat de regering bij monde van koning Willem-Alexander excuses heeft aangeboden aan Indonesië voor de “geweldsontsporing aan Nederlandse zijde”. Het is een passend gebaar, maar onvolledig en slecht getimed: de regering had eerst excuses aan de eigen mensen uit voormalig Nederlands-Indië moeten aanbieden. Daarnaast had ze de geweldsontsporingen aan Indonesische zijde moeten benoemen.

De Nederlandse regering heeft als taak de zogeheten Indische Kwestie op te lossen: het uitgebleven rechtsherstel voor de Indische gemeenschap die onder meer bestaat uit de nooit uitbetaalde backpay, banksaldi en verzekeringspolissen. De backpay betreft de salarissen van de 82.000 KNIL-militairen en ambtenaren in dienst van het Nederlands-Indisch gouvernement over 3,5 jaar Japanse bezetting.

In tegenstelling tot wat de Nederlandse Staat altijd beweerd heeft, is deze juridische schuld in 1949 niet overgedragen aan de Republiek Indonesië. Op de vermogensbalans, het kasboekje van de soevereiniteitsoverdracht, staat deze schuldverplichting niet vermeld. De backpayschuld berust daardoor bij de Nederlandse Staat en niet bij Indonesië. Hiervoor had de Koning zijn verontschuldigingen moeten aanbieden.

De slachtoffers van de Japanse bezetting waren 42 maanden krijgsgevangenen van een bezetter die zich niets aantrok van internationale oorlogsconventies. Ze werden beroofd, gemarteld, systematisch uitgehongerd, terechtgesteld met de bajonet of onthoofd met het zwaard. Duizenden Nederlandse burgers en militairen zijn overleden in Japanse interneringskampen en tijdens dwangarbeid langs de beruchte Birmaspoorlijn, de Pakan Baroespoorweg op Sumatra en in mijnen en op werven in Japan.

In de periode na de Japanse bezetting en de koloniale oorlog zijn duizenden ontheemde gezinnen gedwongen naar Nederland gekomen: getraumatiseerde en deels uitgemoorde families, berooid, beroofd van al hun geld en bezittingen. Voor de Indo-Europese, Chinese en andere etnische groepen gold dat ze met een gemiddelde schuld van 15.000 gulden  (47.000 euro) werden opgezadeld voor de kosten van de overtocht, de tijdelijke opvang in contractpensions en verstrekte tweedehands kleding.

Het doel van de regering-Drees destijds was om deze grote groep ontheemden te marginaliseren: als goed opgeleid middenkader vormden de gezinshoofden geduchte concurrentie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door het repressieve opvangsysteem werden de gezinnen monddood gemaakt, waardoor ze geen gezamenlijke vuist konden maken voor het uitgebleven rechtsherstel

De Nederlandse regering, die de Indische gemeenschap financieel sterk benadeeld heeft, behoort 75 jaar na de Japanse bezetting de Indische Kwestie op te lossen. Zoals wijlen

Jan de Jong, voorzitter van de SVJ en delegatie lid van de overlegdelegatie met het Ministerie van VWS, stelde: ‘Zonder strijd geen vrijheid.’ Het bestuur van de SVJ verzoekt de regering en het parlement derhalve om de Indische Kwestie op korte termijn op te lossen.

Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp

aangesloten bij Stichting Indisch Platform 2.0