Asscher: spijt dat ik niet doorvroeg over toeslagenregels

Foto: ANP

Voormalig minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) heeft signalen gemist dat de toeslagenregels hard konden uitpakken voor ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen. “Ik heb niet doorgehad dat er zoveel onrecht en leed onder lag”, erkent hij. “Daar had ik wel achter kunnen komen als ik had doorgevraagd.”

Dat zegt Asscher tegen de commissie van Kamerleden die het schandaal met de kinderopvangtoeslag poogt te reconstrueren. Verschillende (voormalig) bewindspersonen worden deze week onder ede gehoord door de parlementaire ondervragingscommissie.

Als minister was Asscher verantwoordelijk voor de regels rond de kinderopvangtoeslag. Uit documenten die de afgelopen tijd naar boven kwamen, bleek ook dat aan Asscher werd gevraagd of deze wet in stand moest worden gehouden. Net als voormalig staatssecretaris Eric Wiebes (Belastingdienst) zag Asscher daar geen roep in om de regels los te laten, maar juist om ze aan te scherpen.

“Wordt hiermee niet een route geopend waarmee mensen de wetgeving kunnen omzeilen, door mensen elkaar de eigen bijdrage te schenken?” vroeg Asscher, nu PvdA-leider, zich af over een notitie. Hij zag geen noodzaak om de regels aan te scherpen, dus bleven ze in stand. Dat geldt ook voor de regel die voorschrijft dat ouders die niet hun volledige eigen bijdrage hebben betaald, de volledige toeslag moesten terugbetalen. Het terug te betalen bedrag was veel hoger dan de bijdrage.

Hierover stond in die notitie dat het mogelijk “zuur” was voor ouders. “Was ik daarop ingesprongen, dan had ik misschien later ook kunnen ingrijpen. Ik heb me de impact daarvan niet gerealiseerd”, zegt Asscher. Als hij ergens spijt van heeft, is het dat hij niet heeft doorgevraagd. “Dan had ik misschien de onrechtvaardigheid hiervan tot me laten doordringen.”

Asscher erkent ook dat hij tekort is geschoten toen hij brieven van gedupeerden ontving. Mensen die op deze manier om hulp vroegen kregen van hem een “koude brief” terug waarin hij wel begrip toonde, maar ook schreef dat hij niet in individuele gevallen kon treden. “Het is een antwoord waar ik me nu toch een beetje voor schaam”, zegt Asscher. Ook hier had hij moeten doorvragen, vindt hij. Dan was hij er wellicht eerder achtergekomen dat deze gevallen niet op zichzelf stonden.