President Rekenkamer waarschuwt over besteding onderwijsmiljarden

Foto: ANP

Arno Visser, de president van de Algemene Rekenkamer, vindt het een slecht idee als het onderwijs 8,5 miljard euro krijgt zonder heldere analyse en duidelijke afspraken. Dat zegt hij in een gesprek met NRC.

Het Nationaal Programma Onderwijs van onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven is te vaag, het toezicht ontbreekt, en misbruik en vertraging liggen op loer, schreef de Rekenkamer eerder deze week. “Maar die kritiek is wel nodig,” zegt Visser “Het gaat om ontzettend veel geld. Als je bij zo’n bedrag niet goed weet wat je ermee gaat doen, is het vragen om problemen.”

Normaal oordeelt de Rekenkamer pas achteraf, maar Visser voelt zich geroepen om nu te waarschuwen: “We hebben een aantal lessen kunnen trekken uit het verleden, waardoor we weten dat geld voor onderwijs niet vanzelf op de goede plek terecht komt. We zagen het bij de subsidies voor passend onderwijs, de werkdrukgelden en de kwaliteitsimpuls voor leraren. Neem de 1,2 miljard euro om de kwaliteit van leraren te verbeteren. Toen de Tweede Kamer vroeg waar dat geld aan was besteed, bleek het niet te achterhalen.”

Visser vreest dat de geschiedenis zich zal herhalen. “Ook nu is niet duidelijk waar het geld naar toe moet, waar de echte problemen zitten en hoe je die aan gaat pakken. Wanneer is er sprake van onderwijsachterstand? En welke aanpak helpt? Daar zijn nog geen uniforme gedachtes over. Al die duizenden scholen moeten nu zelf het wiel uitvinden. Wij pleiten niet voor eenheidsworst, maar voor een aanpak waar scholen van kunnen leren.”

De president van de Rekenkamer wil niet suggereren dat het geld voor andere dingen dan voor onderwijs wordt gebruikt, maar hij wil dat het doel veel duidelijker worden vastgesteld. “Zolang dat niet het geval is, vrees ik dat we van een deel van het geld nooit precies zullen weten waar het terecht is gekomen en of het goed besteed is. Dan verdwijnt het op de grote hoop.”