Instanties hadden risico tramaanslag Gökmen T. kunnen verkleinen

Foto: ANP

De politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Dienst Justitiële Inrichting (DJI) hadden meer kunnen doen om het risico op een aanslag door tramschutter Gökmen T. te verkleinen. Dat stelt de Inspectie Justitie en Veiligheid in een onderzoek.

Volgens de Inspectie hadden de instanties onvoldoende aandacht voor T., die een bekende bij hen was. Zij hebben voor de aanslag, die hij in 2019 in Utrecht pleegde, de problematiek van hem niet goed genoeg met elkaar besproken en aangepakt. Daarmee hebben ze de risico’s voor de samenleving niet zo klein mogelijk gemaakt.

De Inspectie benadrukt dat hiermee niet is gezegd dat de aanslag door T., waarbij vier mensen omkwamen, voorkomen had kunnen worden. De tramschutter had terroristische motieven voor zijn aanslag. Bij de schietpartij vielen niet alleen doden, ook meerdere mensen raakten gewond en getraumatiseerd. T. heeft levenslang gekregen voor zijn terreurdaad.

Ook is er kritiek op de crisisorganisaties in Utrecht na de aanslag. T. sloeg op de vlucht en de gemeente adviseerde inwoners om binnen te blijven. Omdat relevante informatie tussen de organisaties te laat werd gedeeld, kon de gemeente niet volledig duidelijk adviseren wat inwoners moesten doen. Door de gebrekkige communicatie sloten bijvoorbeeld cafés de deuren, waardoor de gasten op straat kwamen te staan.

Verder werd volgens de Inspectie te laat opgeschaald naar een crisisstructuur en heerste er bij de politie verwarring over de te volgen procedures. Ook informatie over de mogelijke verblijfplaats van T. bereikte niet op tijd de zogeheten driehoek, bestaande uit de burgemeester, de politie en het OM. De Inspectie vindt dat de politie en het OM afspraken moeten maken met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) over het delen van relevante opsporingsinformatie. Dan kan de NCTV een betere afweging maken over het dreigingsniveau.

Inmiddels heeft de DJI een meldpunt radicalisering, waar gevangenispersoneel signalen van geradicaliseerde gevangenen kan melden. Maar nog niet alle afspraken over het delen van informatie van mogelijke radicalisering worden nagekomen. Dit is volgens de Inspectie wel nodig, zodat “de problematiek van deze personen integraal en systematisch kan worden aangepakt.”

Justitieministers Ferd Grapperhaus en Sander Dekker laten weten dat de conclusies van de Inspectie “grotendeels onderschreven worden”. Zo wordt gewerkt aan betere communicatie tussen het OM en de DJI en wordt er meer mogelijk qua informatiedeling. Volgens de ministers blijft het voorkomen van een aanslag door een mogelijk gevaarlijke eenling “een enorme uitdaging”, maar wordt de noodzaak om de aanpak te versterken “door alle partijen onderschreven”.