“Ik hoop dat dit jaar die vijf kilometer eraf gaat en dat de participatiewet wat menselijker wordt”

Foto: Prive

Hij wilde of meester worden of een eigen winkeltje starten. Het werd meester. Tijdens de pabo-opleiding liep Wouter den Engelsman op reguliere scholen stages. “Dat was niets voor mij, tussen al die juffen.” Totdat hij in zijn vierde jaar het advies kreeg om binnen het speciaal onderwijs te werken. Inmiddels werkt hij veertien jaar als meester Wouter bij de Koninklijke Visio Rotterdam en ambassadeurt hij sinds een jaar voor de belangen van leerlingen met een visuele en meervoudige beperking.

Wouter voelt zich vanaf dag één helemaal thuis binnen het speciaal onderwijs. “Het is toch een ander slag mensen dat daar werkt. En veel meer mannen, dat helpt misschien ook.” Hij startte als onderwijsassistent bij Visio, een cluster van scholen waar leerlingen les krijgen die slechtziend of blind zijn. Wouter ging werken op de afdeling voor meervoudig beperkte kinderen binnen het voortgezet onderwijs. “Ik dacht dat ik niets kon met wat ik geleerd had op de pabo. Want ja, ze zien niks…. Maar dat valt dus erg mee. Ik vond het superleuk, het was liefde op het eerste gezicht. Het was eerst een klas met zes leerlingen, het was net opgezet toen ik er kwam werken.” Inmiddels is hij meester en mentor Wouter, en heeft hij zijn eigen klas.

“Ik heb nooit lastige klassen of ouders”

Vorig jaar werd hij door een collega opgegeven voor Leraar van het Jaar. Wouter wist van niets en werd opeens gebeld. “Ik zat bij de laatste tien. Jezus, moet dat echt, dacht ik. Ik moest een sollicitatiebrief schrijven waarom ik vond dat ik die prijs verdiende. Maar zo zag ik het niet. Het onderwijs is toch geen wedstrijd? Dit is niets voor mij, zoek maar iemand anders, liet ik weten.” Als leerkracht vindt hij zichzelf niet super bijzonder. “Mijn empathische vermogen is goed. Ik begrijp wat leerlingen nodig hebben om zich prettig te voelen. Ik heb nooit lastige klassen of ouders. Het relatie en pedagogische stuk, dat kan ik goed. Het didactische stuk, daarvoor vraag ik nog weleens hulp. ”

Totdat hij zich realiseerde dat hij via deze wedstijd de rol van ambassadeur op zich kon nemen en de stem kon zijn voor zijn doelgroep: zijn leerlingen. Toen werd er een vuurtje in Wouter aangewakkerd en kwam er van alles in beweging. Hij vindt namelijk dat de participatiewet aangepast moet worden. “De regelgeving is een doorn in het oog. We hebben hier te maken met een fantastische doelgroep. Die stromen na vijftien jaar uit en hebben een goede werkplek nodig. Dit wordt door de regelgeving lastig gemaakt en dat verdienen deze leerlingen niet.”

“Die regel is zo debiel”

Het zit zo: leerlingen van zijn klas zijn vaak taxi afhankelijk en moeten als ze klaar zijn met school naar hun werkplek worden gebracht. Volgens de participatiewet moet dit een werkplek zijn binnen vijf kilometer van hun huis. “Als wij naar kantoor gaan, is dat zelden binnen een straal van vijf kilometer. Anders hadden we geen files. Onze leerlingen, en andere leerlingen met beperkingen, is de enige doelgroep die met een taxi naar hun werk moeten binnen een straal van vijf kilometer. Dat vind ik echt verschrikkelijk. Deze leerlingen hebben soms veertien jaar bij ons op school gezeten en zijn helemaal klaar om uit te stromen naar een horecaplek die bijvoorbeeld op vijftien kilometer afstand ligt. Ik kan daar niet bij. En het is niet dat hier zesduizend leerlingen op school zitten. Het gaat misschien landelijk om vijftig leerlingen per jaar. Die regel is zo debiel. Ik hoop dat dit jaar die vijf kilometer eraf gaat en dat de participatiewet wat menselijker wordt. Veertien jaar wilde niemand luisteren naar mijn verhaal en nu wordt het wel opgepikt.”

Welk vak zou je willen geven op school, dat je zelf hebt gemist?

“Dat zou dan gaan over omgangskunde, dat is een les die bij ons op het rooster staat. Die wordt gegeven door een vakdocent. Dat gaat heel erg over: kan je wel nee zeggen op een vraag die je niet leuk vindt, maar ook over hoe je naar jezelf kijkt en emoties. Zo’n soort vak heb ik zelf nooit gehad, maar dat heb ik niet echt gemist. Ik zou dan ook een les willen geven over dat er zoiets als speciaal onderwijs bestaat. Dat zou dan gaan over dat we allemaal verschillend zijn en dat dit niet erg is. Dat is wel misschien iets wat ik heb gemist nu ik zelf binnen het speciaal onderwijs werkt. Voor mij is het heel normaal, mensen met een beperking. We moeten stoppen met hoog en laag. Je bent theoretisch of meer praktijk geschoold. Mbo is niet laag. Als mijn auto stuk gaat, heb ik een mbo’er nodig. Dan heb ik niets aan een advocaat. Waardering voor de mens en een meer humanistische inslag, dat heb ik wel gemist. Waardeer elkaar voor wat er wel is.”

Wat voor adviezen vragen mensen aan jou?

“Meestal gaat het om panieksituaties en stress gerelateerde toestanden. Ik ben goed in relaxed blijven en ik ben creatief. Ik verzin hoe iets wel kan en ondersteun mensen in de uitvoering waardoor ze wel de eindstreep halen. Ik maak me niet druk en denk altijd: het komt wel goed.”

Wie inspireert jou?

“Oeh, dat is ook een goede vraag. Ik had de vragen toch van tevoren moeten lezen. Sowieso andere leerkrachten, zoals Angela Esajas en Kirsten Cuppen. Zij is leraar van het jaar Mbo geworden. Kirsten is gewoon de hele tijd honderd dingen aan het doen en houdt alles bij. En mensen die super gepassioneerd zijn over iets inspireren mij. Neem Freek Vonk, hij heeft zoveel enthousiasme en weet zoveel over zijn vak. Daar kijkt mijn jongste graag naar.”

Wat voor reflectie heeft de volgende generatie van ons nodig?

“Dat we misschien iets liever voor elkaar en de natuur mogen zijn. Of is dat heel erg misselijkmakend? Wat mij momenteel stoort is dat als je ergens iets van vindt, je meteen in een kamp wordt weggezet. We mogen wat gezelliger met elkaar kletsen in plaats van de twittermaatschappij waarin we nu leven. En we mogen elkaar wat serieuzer nemen. Je kan het heel goed oneens zijn en elkaar toch aardig vinden. Dat zijn we een beetje vergeten.”

Wat is het beste advies dat je ooit gekregen hebt?

“Ga het speciaal onderwijs eens proberen. Dat advies kwam van mijn begeleider Annette Baks. Dat was echt goed advies.”

Wat betekent God voor jou?

Niks eigenlijk, ik ben enorm atheïstisch. Ik heb me erin verdiept, want allebei mijn ouders komen uit een super gelovig gezin en gereformeerde gemeentes. Zij zijn daaruit ontsnapt. Toen mijn oma overleed, zag ik geen liefde tijdens de uitvaart. Dit kan toch niet kloppen? Is dit religie? Ik was eerst heel erg anti, en dat is ook niet goed. Dat heeft mijn moeder mij doen inzien. Mensen die gelovig zijn, zijn niet fout. Het gaat voor mij meer over hoe religies zich organiseren. Niet altijd, maar vaak wordt iemand de baas, en dit zijn vaak mannen. En dan gaat het verkeerd. Het enige bewijs van God dat ik heb, is de bijbel. Daar staan zoveel tegenstrijdige dingen in. Daar kan ik niets mee. Ik denk ook niet dat we een God nodig hebben. We zijn als mensen prachtig.”

Stel, vanavond is je laatste avondmaal, wat zou je eten, met wie en waar ga je het over hebben?

“Wat ga ik eten? Ik denk Moksi Meti, en wat Surinaamse bami erbij. Met wie? Nou, gewoon met mijn gezin natuurlijk. Mijn vrouw en kinderen (8 en 10 jaar) staan op de eerste plaats. Mijn zus en ouders eten ook mee. Het maakt me niet uit waar we het over hebben. Het moet vooral gezellig zijn. Mijn kinderen mogen bepalen waar we het over hebben.”

Wat waardeer je aan jezelf?

Oh, dat zijn ook van die gemene vragen. Ik denk wel dat ik een allemans vriend ben. Iedereen is voor mij van waarde. Ik vind het moeilijk om te zeggen wat ik aan mezelf waardeer. Als het over mij gaat, dan word ik daar ongemakkelijk van. Dat ik een grappige, vrolijke vent ben, en mensen het prettig vinden om met mij om te gaan. En ik lieg vrijwel nooit. Ik ben altijd eerlijk. Dat waardeer ik. Eerlijk zeggen dat je iets niet weet of niet kan.”

Wie mag er een keer in deze rubriek?

“Dat wordt Bartel Geleijnse van The Colour Kitchen. Hij maakt zich hard voor de inclusieve arbeidsmarkt, voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hij verdient wel wat aandacht voor het goede werk wat hij doet.”