Raadsman: eisers oorlogsgeld voelen zich tweederangs slachtoffers

Foto: ANP

Overlevenden van de oorlog met Japan en hun nabestaanden voelen zich vaak “tweede-, misschien wel derderangs oorlogsslachtoffers”. Dat zei een van de raadslieden van de Stichting Japanse Ereschulden (JES), een belangenorganisatie van slachtoffers die nu met vijftien individuen voor de rechtbank in Den Haag een vergoeding eist van de Staat voor de in de jaren veertig geleden oorlogsschade. Nederland zou dat geld moeten opbrengen omdat ons land Japan de schade liet afkopen, zonder dat de slachtoffers zelf daar veel wijzer van werden.

Dat gebeurde in twee verdragen, het Vredesverdrag van San Francisco uit 1951 en het Stikker-Yoshida Protocol uit 1956. Japan heeft daar ook vaak op gewezen. De Nederlandse Staat moet er in de ogen van de stichting daarom nu eindelijk zelf voor opdraaien. Volgens een JES-raadsman heeft een aantal van de overlevenden ooit wel een “fooi” gehad, maar stond die niet in verhouding tot wat er voor de slachtoffers van de oorlog in het Europese deel van het koninkrijk is geregeld. Er is sprake van “ongelijke behandeling”.

Verwijzend naar andere landen die verschillende groepen getroffen burgers ook zelf compenseerden, eisten de raadslieden dat Nederland “in het gat” springt, zeker nu de financiële staat van ons land volgens hen “veel mogelijk maakt”. De Staat is immers zelf verantwoordelijk voor zijn eigen handelen en ook voor gelijke behandeling van de burgers. De oorlogsmisdaden van de Japanners kunnen niet ongedaan worden gemaakt, genoemd verdrag en protocol evenmin, maar de achterstelling van de slachtoffers van de oorlog met Japan wel. De advocaten voerden tal van gronden aan waarop in hun ogen individuele vorderingen, ondanks genoemd verdrag en protocol, kunnen worden gebaseerd en stelden dat er ook geen sprake is van verjaring.

De eisers overlegden vooraf “aangrijpende relazen” onder meer over uithongering, marteling, onthouding van medische zorg en seksuele uitbuiting, aldus de rechtbankpresident, die bij aanvang van de zitting aankondigde dat hun namen daarom bijna geen van alle worden uitgesproken. Zo kan er in de openbaarheid geen link worden gelegd met de eisers en wat hun familie en zij hebben meegemaakt.

Twee van de individuele eisers hielden niettemin ter zitting hun verhaal. De zoon van een slachtoffer vertelde hoe zijn vader na de oorlog aan de drank raakte en een poging tot zelfdoding deed en wat ook de situatie met hemzelf deed. Ook JES-voorzitter Jan van Wagtendonk vertelde uitgebreid, van het omkomen van zijn kleine broertje in het door Japan bezette Nederlands- Indië tot aan de kilte en het onbegrip waarop hij stuitte in Nederland. “Het leed van toen wordt nog steeds geleden.”