CIDI telde vorig jaar meer antisemitische incidenten

Foto: ANP

Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) registreerde vorig jaar in totaal 183 anti-Joodse incidenten, wat meer is dan de 135 incidenten in 2020 en ongeveer gelijkstaat aan de 182 in 2019. “Zorgwekkend is dat een toenemend aantal incidenten zich afspeelt op scholen verspreid over het hele land, van Alkmaar tot Dordrecht en van de Randstad tot in Limburg”, zegt CIDI-directeur Hanna Luden.

Volgens het CIDI gaat het op scholen bijna altijd om pestgedrag van medeleerlingen richting kinderen van Joodse afkomst. Luden spreekt van “hartverscheurende verhalen van kinderen die zich afvragen waarom ze zo worden gehaat”. De schoolleiding zou soms geen actie ondernemen.

De directeur stelt verder dat uit de cijfers blijkt dat de “trendmatige stijging van het aantal antisemitische incidenten blijft doorzetten”. In het ‘coronajaar’ 2020 waren er minder incidenten, maar dat kwam volgens het CIDI mede door de lockdowns en daarmee de beperking van het aantal fysieke ontmoetingen.

Volgens het CIDI deden de pieken in antisemitische incidenten in 2021 zich vooral voor bij oplopende spanningen tussen Israël en de Palestijnen. “Nederlandse Joden worden verantwoordelijk gehouden voor acties van de Israëlische regering. Dit heeft een sterke invloed op gevoelens van onveiligheid van Joodse Nederlanders en leidt tot aarzeling om voor hun identiteit uit te komen in het openbaar, op het werk en elders.”

Het CIDI pleit ervoor om, naast educatie over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, ook de geschiedenis van het antisemitisme op te nemen in het onderwijscurriculum. “Daarnaast dient de politie meer middelen en bevoegdheden te krijgen om gevallen van discriminatie op te sporen en te vervolgen en moeten ambtsdragers onderwezen worden over het onderwerp.”

Online-antisemitisme wordt overigens niet meegenomen in de monitor van het CIDI, omdat de hoeveelheid onlinedata “enorm” is en die een andere aanpak vereist. Binnenkort verschijnt wel een onderzoek van het CIDI hierover, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.