Ex-topman: Shell wist voor ‘Huizinge’ al van kleine kans op letsel

Foto: ANP

Shell, een van de moederpartijen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), wist in de jaren voor de aardbeving in Huizinge in 2012 al dat de gaswinning schade kon veroorzaken en zelfs dat er een kleine kans op letsel was als gevolg van de winning. Dat heeft voormalig Shell-vicepresident Pieter Dekker gezegd in het verhoor door de parlementaire enquêtecommissie.

Die commissie onderzoekt de gaswinning en Groningen. Dekker was als vicepresident van de Shell tussen 1997 en 2016 betrokken bij de gaswinning. Hij was verantwoordelijk voor de joint ventures GasTerra (voorheen Gasunie) en de NAM.

De beving in Huizinge werd als kantelpunt gezien in het Groningen-dossier. Daarvoor bleek uit onderzoeken dat “de maximale grootte van de aardbevingen beperkt zou blijven tot 3.9 op de schaal van Rigter”, aldus Dekker.

“In de periode voor Huizinge wisten we natuurlijk dat er lichte schade zou kunnen zijn”, zei de voormalig Shell-voorman. “Dat was een risico dat bekend was en ook dat het veroorzaakt werd door Groninger gaswinning was inmiddels vastgesteld. Maar de analyse was dat die schade beperkt was en dat er slechts een hele geringe kans op letsel was.”

Dekker noemt het berekende risico op letsel zelfs “buitengewoon klein” en daarmee voor de NAM een “acceptabel risico” om te blijven boren. In de wet stond evenwel dat het bedrijf alle maatregelen moest nemen “die redelijkerwijs verlangd kunnen worden om schade te voorkomen en veiligheid te waarborgen”, wierp commissielid Peter Kwint (Kamerlid voor de SP) tegen.

Dat is volgens de voormalige Shell-topman ook gebeurd. Maar “bij deze activiteit kan je schade niet 100 procent voorkomen”. Er was volgens hem “een voldoende veilig kader”. Dekker: “Ik denk niet dat we op dat moment andere maatregelen hadden kunnen nemen om die verwachte lichte schade te voorkomen.”