Mijnbouw-expert EZ in 2012: verlaging gaswinning noodzakelijk

Foto: ANP

Een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken met veel kennis over de mijnbouw, noemde het in 2012 na de beving bij Huizinge, noodzakelijk dat de gaswinning in Groningen zou worden teruggebracht. Dat is gebleken tijdens een verhoor van de parlementaire enquêtecommissie, die het Groningse gasdossier onderzoekt.

Na de beving in augustus 2012 sloeg Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) al alarm, en bepleitte een verlaging van de productie. Maar de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), uitbater van het Groningenveld, en het KNMI (het instituut met kennis over aardbevingen) waren hier nog niet van overtuigd. Ook het ministerie van Economische Zaken hield de boot af, omdat niet zeker was of het winningsniveau invloed had op de zwaarte van aardbevingen.

Maar de coördinator mijnbouw van Economische Zaken vond wel dat de winning omlaag moest, blijkt uit het verhoor van Mark Dierikx, tussen 2011 en 2016 topambtenaar op het ministerie. De coördinator mijnbouw, een medewerker van Dierikx, noemde het in een mail aan hem in oktober 2012 “waarschijnlijk dat de maximale magnitude die in Groningen kan optreden boven de 4,6 ligt. Een hogere waarde kan niet worden uitgesloten.”

Toentertijd werd er nog van uitgegaan dat er geen aardbevingen met een waarde hoger dan 3,9 op de schaal van Richter konden plaatsvinden in Groningen. Een lagere gaswinning zou er alleen maar voor zorgen dat er meer tijd tussen de aardbevingen zou zitten. Maar de mijnbouwdeskundige op het ministerie schreef: “Wat ons betreft is tijd kopen echter niet aan de orde. Het voorzorgprincipe en zorgvuldigheidsprincipe zouden voorrang moeten hebben en maken het noodzakelijk dat er per direct maatregelen worden genomen en de productie wordt teruggebracht.”

Dierikx ging in gesprek met de ambtenaar, maar heeft ook “in gesprek met de NAM naar hun opvattingen gevraagd”. Voor hem was vooral belangrijk dat alle partijen die betrokken waren bij de gaswinning eensgezind waren. De gaswinning lag in 2013 uiteindelijk juist torenhoog.

Dat kwam mogelijk ook voor een deel doordat de ernst van de beving in Huizinge lange tijd niet doordrong in politiek en ambtelijk Den Haag, zoals ook tijdens het verhoor van Dierikx duidelijk werd. Burgemeester Albert Rodenboog van Loppersum (waar Huizinge onder viel) probeerde wekenlang vergeefs met de top van het ministerie in contact te komen. Rodenboog was woedend, en vond dat het departement de ernst van de aardbeving niet inzag. Pas weken na de beving ging Dierikx naar het bevingsgebied, waar het hem duidelijk werd dat de beving veel meer impact had dan aan het Binnenhof werd verondersteld.