Het gerechtshof in Den Haag doet op 20 december uitspraak in het hoger beroep van het kort geding dat VluchtelingenWerk Nederland (VWN) aanspande tegen de Staat en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). In oktober bepaalde de rechter in deze procedure dat de kwaliteit van de opvang van asielzoekers onder de aanvaardbare norm is gezakt en dat die per direct verbeterd moet worden. De Staat en het COA tekenden hoger beroep aan tegen dat vonnis.
De bezwaren van VWN zijn vooral gericht op de situatie in Ter Apel en de opvang van asielzoekers in de (crisis-)noodopvang. De rechter stelde VWN grotendeels in het gelijk en bepaalde dat de Staat en het COA verplicht zijn asielzoekers menswaardig op te vangen. "De huidige opvang in en rond Ter Apel en in (crisis-)noodopvanglocaties voldoet op onderdelen niet aan die normen", aldus de rechter in het vonnis. "Aan sommige normen moet direct worden voldaan, en aan andere op een zo kort mogelijke redelijke termijn."
De Staat en het COA dienden daarna een verzoek tot schorsing in bij het Haagse hof, met de bedoeling de maatregelen opgeschort te krijgen tot na het oordeel van de rechter in hoger beroep. Het hof wees dat verzoek half oktober af. Het hof overwoog dat het belang van de asielzoekers zwaarder weegt dan het belang van de Staat en merkte daarbij op dat de Staat uitstel wilde voor maatregelen die kwetsbare mensen aangaan, zoals kinderen en zieken.
Donderdag stonden de partijen opnieuw tegenover elkaar. Waar de Staat tal van bezwaren tegen het vonnis uiteenzette, betoogde VWN dat het vooral gehandhaafd moet blijven, "anders komen asielzoekers in de kou te staan".
"Je hebt je gewoon te houden aan verdragsrechtelijke verplichtingen", aldus de advocaten van VWN. Zij menen dat de Staat het voortduren van de crisis in de asielopvang aan zichzelf heeft te danken door niet de stappen te zetten waardoor de problemen opgelost zouden kunnen worden. Tal van mogelijkheden zijn niet benut, meent VWN. De toestroom van asielzoekers is niet de oorzaak van de problemen, wel "interne problemen", die volgens VWN het gevolg zijn van "het eigen falen". Het rechterlijke vonnis is de "stok achter de deur", die moet voorkomen dat de Staat "zich verschuilt" achter de inspanningen die worden verricht.
De Staat stelt zich niettemin op dat standpunt: we doen wat we kunnen, "we kunnen in redelijkheid niet meer." Volgens de advocaat voldoet de opvang aan de minimumnorm, maar is de Staat daar zelf ook niet gelukkig mee. De kwaliteit van de opvang moet terug naar de eerdere standaard, boven die norm.