De twee Surinaams-Nederlandse broers die in Suriname verdacht worden van betrokkenheid bij terroristische activiteiten, moeten direct worden vrijgelaten. Het bewijs tegen Raoul A. en Nasr I. is zwak of niet aanwezig, betoogden de advocaten van de broers vrijdag in de rechtbank in Paramaribo. Eind februari eiste het Openbaar Ministerie (OM) vier en zes jaar celstraf tegen hen.
Volgens de aanklager hebben de broers zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een terreurorganisatie, financiering van terrorisme, ronselen voor de gewapende strijd in Syrië en bezit van munitie. Het laatste feit is door de twee broers bekend.
Wat betreft het ronselen bleek dat het in de meeste gevallen om vrouwen of zelfs een kind ging, waarvan bekend is dat IS hen verbiedt mee te vechten. Een Surinamer die wel naar Syrië is gegaan om te vechten en door de verdachten zou zijn geholpen, heeft dat op eigen houtje besloten en georganiseerd, aldus de verdediging. Ook van deelname aan een terroristisch organisatie is volgens hen geen sprake.
De mannen hebben zich misschien wel radicaal opgesteld, maar er is geen bewijs van lidmaatschap, stelden ze. Ook de financiering is niet bewezen. De broers hebben een keer geld gestuurd naar de Syriëganger, maar dat was bedoeld voor hotelkosten. Hoewel de verdachten toegaven dat ze munitie in huis hadden zonder vergunning daarvoor, is onmiddellijke vrijlating volgens de verdediging op zijn plaats.
De broers zitten al meer dan 1,5 jaar vast terwijl de straf voor dit vergrijp lager is, aldus de verdediging.