Nederlanders zijn de afgelopen zomer ruim een kwart meer op vakantie in eigen land gegaan vergeleken met een jaar eerder. Ze gaven weliswaar minder uit per vakantie, maar omdat ze veel vaker voor een Nederlandse vakantiebestemming kozen, gaven ze hier samen net zo veel uit als in de zomer van 2019. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Dat is een meevaller voor de Nederlandse toerismesector, die het dit jaar zwaar heeft vanwege de uitbraak van het coronavirus. Veel buitenlandse gasten bleven weg.
Omgekeerd gingen Nederlanders ook veel minder naar het buitenland. In dit opzicht was er tussen het voorjaar en de zomer wel sprake van enig herstel. Maar nog steeds lag het aantal buitenlandse vakanties in juli, augustus en september 60 procent lager vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder.
Wie op vakantie ging in eigen land gaf in het derde kwartaal gemiddeld 189 euro uit per persoon, tegen 239 euro een jaar eerder. De uitgaven aan de accommodatie gingen omhoog, maar men gaf weer minder uit aan vervoer, horeca en overige kosten, zoals boodschappen en uitstapjes.
Het vakantiebudget in het buitenland ging nog meer omlaag: van 888 euro in 2019 naar 526 euro in 2020. Nederlanders maakten minder verre reizen en gaven daardoor minder uit aan vervoer. Ze bleven meestal binnen Europa, gingen meer naar Duitsland en sloegen Spanje vaak over. Ook gaven ze vrijwel niets meer uit aan horeca, waarvoor in veel landen beperkende maatregelen golden vanwege het coronavirus.