De gemeente Amsterdam start waarschijnlijk begin volgend jaar opnieuw met het verkoopproces van het Afval Energie Bedrijf (AEB) Amsterdam. Voor de zomer liet het college van burgemeester en wethouders al weten de afvalverwerker te willen verkopen, maar de afvalscheidingsinstallatie te willen behouden.
Het college meldt vrijdag dat dat niet haalbaar is. "Bij het loskoppelen van de afvalscheidingsinstallatie zou namelijk ook een nieuwe stikstofvergunning moeten worden aangevraagd. Dat vergt zeer veel tijd en de kans dat deze op dit moment wordt verleend is gezien de huidige impasse in het stikstofbeleid nihil", meldt de gemeente.
De gemeente wilde de afvalscheidingsinstallatie behouden om de doelen voor scheiden van afval en recycling van grondstoffen te halen. "De gemeente sluit met AEB een overbruggingscontract van minimaal drie jaar voor nascheiding. Die tijd gebruikt de gemeente om op zoek te gaan naar de beste manier en partners om het afval te scheiden én te recyclen." Ook is het mogelijk dat de gemeente op een andere locatie een eigen nascheidingsinstallatie ontwikkelt.
In 2021 deed de Rotterdamse branchegenoot AVR Afvalverwerking al een bod op AEB. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) verbood afgelopen mei die verkoop echter, uit angst voor een "een te machtig bedrijf". "Dat leidt tot hogere prijzen voor het verwerken van huishoudelijk afval en voor het verwerken van licht verontreinigd gevaarlijk afval", zei ACM daarover.
Amsterdam had eerder een roerige tijd met AEB. Zo moesten in 2018 vier van de zes verbrandingsovens worden stilgelegd door onder meer achterstallig onderhoud. Dat leidde tot een overschot aan afval in Amsterdam en andere delen van het land. De gemeente moest meerdere keren bijspringen om AEB financieel overeind te houden en besloot uiteindelijk het afvalbedrijf in de verkoop te zetten.