Armoede blijft gelijk ondanks groei economie

09 dec 2019, 9:34 Landelijk
armoede blijft gelijk ondanks groei economie
ANP
De armoede in Nederland blijft al drie jaar gelijk, ondanks aanhoudende economische groei. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) becijfert dat in 2018 nog altijd 7,9 procent van de huishoudens onder de zogeheten lage-inkomensgrens zat. Sinds 2016 is dat percentage ongewijzigd.
Ook de armoede onder kinderen is gelijk gebleven: 8,1 procent groeit op in een gezin met een laag inkomen. Tussen 2014 en 2017 nam de armoede onder kinderen nog af. Volgens het statistiekbureau is ook het aantal huishoudens dat zeker vier jaar achter elkaar van een laag inkomen moet rondkomen, gelijk gebleven: 3,3 procent.
Eenoudergezinnen lopen het hoogste armoederisico: 21 procent heeft een laag inkomen. Alleenstaanden onder de AOW-leeftijd lopen bijna net zoveel risico op armoede. De statistici gebruiken de term 'armoederisico' omdat armoede een subjectief begrip is, legt een woordvoerder uit. "De een kan beter uitkomen met een laag inkomen dan de ander."
Voor alleenstaanden ligt de lage-inkomensgrens op een besteedbaar inkomen van 1060 euro per maand, voor een stel op 1460 euro en voor een stel met twee kinderen op 2000 euro per maand.
Het CBS signaleert dat de armoede is gedaald bij mensen onder de 55 jaar, maar is toegenomen onder de groep tussen de 55 en 65 jaar. Hieronder zijn bijvoorbeeld mensen die tijdens de economische crisis werkloos werden en de boot misten toen de economie weer aantrok. "Eenmaal aan de zijlijn lijkt het lastig weer in het arbeidsproces terug te komen", constateren de onderzoekers.
Bij wijze van experiment heeft het CBS ook gekeken naar het vermogen van de 584.0000 huishoudens met een laag inkomen. De meeste hebben nauwelijks geld of schulden. Maar ruim een op de vijf heeft een financiële buffer van minimaal de helft van een (laag) jaarinkomen.
Niet-westerse migranten, vooral vluchtelingen, zijn vaak arm. Van de Syriërs in Nederland zit 70 procent onder de grens die het CBS hanteert, gevolgd door Eritreeërs (64 procent), Somaliërs (49 procent) en Irakezen (42 procent).
Ook geografisch bestaan grote verschillen. Rotterdam heeft relatief de meeste inwoners met een laag inkomen: 14,5 procent. Daarna volgen Groningen (14 procent), Arnhem en Amsterdam (beide 13,7 procent). De minste huishoudens met een laag inkomen (1,6 procent) zijn te vinden in Rozendaal (Gelderland).