Voormalig vicepremier Lodewijk Asscher pleit voor het verlengen van de speciale status voor naar de EU gevluchte Oekraïners. In een rapport in opdracht van de Europese Commissie stelt hij voor de kort na de Russische invasie, begin vorig jaar, door de EU ingestelde tijdelijke beschermingsrichtlijn te verlengen voor de verwachte duur van de heropbouw van Oekraïne, mogelijk tien jaar.
Asscher werd vorig jaar benoemd tot speciale raadgever van Eurocommissaris Nicolas Schmit (Werkgelegenheid en Sociale Rechten) over de opvang en integratie van Oekraïense vluchtelingen in de EU. In het rapport, dat hij dinsdag samen met Schmit en Eurocommissaris Ylva Johansson (Binnenlandse Zaken) in Brussel toelicht, zegt Asscher dat de EU "trots kan zijn op haar directe, soepele en uitgebreide respons" op de stroom Oekraïense vluchtelingen.
De snelle activering van de Europese zogeheten richtlijn tijdelijke bescherming (TPD) maakte het mogelijk dat de Oekraïners duidelijkheid kregen over hun juridische status in de 27 EU-landen en snel toegang konden krijgen tot de arbeidsmarkt, sociale bijstand, medische zorg, huisvesting en scholen. Het gaat om meer dan 4 miljoen mensen.
Maar inmiddels is het volgens het rapport duidelijk dat de oorlog geen kortetermijnkwestie is en dat een groot aantal ontheemden niet snel zal kunnen terugkeren naar Oekraïne. Het zal jaren duren voor het land heropgebouwd is. De TPD loopt uiterlijk tot maart 2025 en de ontwikkelingen vereisen na te denken over de langere termijn, stelt Asscher.
Huisvesting bij particulieren, hoe gastvrij die ook is gebleken, kan bijvoorbeeld niet een permanente oplossing zijn. De erkenning van diploma’s moet versneld worden om verspilling van talent te voorkomen. Kinderen moeten volledig deelnemen aan lokaal onderwijs, hoe begrijpelijk het ook is om de Oekraïense identiteit bij hen in stand te willen houden. Maatschappelijke organisaties, die veel praktijkervaring hebben, moeten meer betrokken worden bij beleidsvorming. Asscher wijst er ook op dat er nog veel EU-geld beschikbaar is, maar dat lidstaten en organisaties, ook door gebrekkige communicatie vanuit Brussel, de weg naar dat geld vaak niet weten te vinden.
Asscher waarschuwt ook voor "solidariteitsvermoeidheid" die hier en daar de kop begint op te steken. Anderzijds is het "afwachteffect" een uitdaging: zowel Oekraïners zelf als overheden, kleine bedrijven en organisaties investeren niet in bijvoorbeeld taalcursussen of scholing, omdat niet duidelijk is wanneer de Oekraïners weer veilig naar huis kunnen.