Celstraf en behandeling voor neerslaan agent bij trouwstoet

09 jul 2020, 14:04 Landelijk
celstraf en behandeling voor neerslaan agent bij trouwstoet
ANP
De 26-jarige Rotterdammer Shahid B. is wegens poging tot zware mishandeling van een agent door de Rotterdamse rechtbank veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf, waarvan een half jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook moet hij na zijn detentie verplicht een behandeling ondergaan in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. B. maakte deel uit van een overlastgevende trouwstoet waartegen de agent op 30 augustus 2019 in Rotterdam optrad.
De rechtbank sprak donderdag van een ernstig feit: "Hij heeft het slachtoffer een harde vuistslag op zijn nek en hoofd gegeven. Daarna is hij op de vlucht geslagen, zonder zich om diens welzijn te bekommeren. Terwijl het slachtoffer niets anders deed dan wat van hem werd verwacht, namelijk zijn werk." B. moet van de rechtbank rond 4000 euro schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.
De agent viel door de klap op de grond en raakte enige tijd bewusteloos. Hij heeft nu nog steeds klachten, maar in tegenstelling tot het Openbaar Ministerie oordeelde de rechtbank dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Om die reden achtte de rechtbank zware mishandeling niet bewezen, maar slechts de poging daartoe. De opgelegde celstraf is daarom ook lager dan de achttien maanden onvoorwaardelijke celstraf die het OM had geëist.
Ook nam de rechtbank de eis van het OM tot oplegging van tbs met voorwaarden niet over. In het verleden is B. volgens deskundigen tijdens behandelingen "leerbaar" gebleken, maar hij heeft tot nu toe in het reguliere traject nog niet de juiste zorg gekregen. Het strikte kader van de tbs met voorwaarden acht de rechtbank niet nodig. Aan het voorwaardelijke deel van de straf verbindt de rechtbank, naast de opname in de instelling, onder andere ook nog de voorwaarde dat B. na zijn behandeling begeleid moet gaan wonen en een verbod op alcohol- en drugsgebruik.
"Politie en andere hulpverleners moeten hun werk kunnen doen", aldus de rechtbank. "Mede uit preventief oogpunt moet van de straf een krachtig signaal uitgaan dat dit gedrag onaanvaardbaar is." Positief vond de rechtbank dat B. zijn excuses aan de agent had aangeboden en dat hij ter zitting volledige openheid van zaken had gegeven.