De 17e-eeuwse kunstenaar Pieter de Hooch veranderde veel tijdens het maken van zijn schilderijen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek door het Rijksmuseum en Museum Prinsenhof Delft naar 27 van zijn werken. De resultaten worden gepresenteerd aan de vooravond van de tentoonstelling Pieter de Hooch in Delft, Uit de schaduw van Vermeer, die op 11 oktober opent in het Prinsenhof.
De onderzoekers maakten gebruik van de nieuwste technieken (macro-XRF scanning en reflectance imaging spectroscopie), waarmee ze als het ware door de verflagen heen keken. Ze zagen bijvoorbeeld dat De Hooch de figuren op Een moeder die het haar van haar kind reinigt ofwel Moedertaak (1660-1661) flink heeft veranderd. Voor de bedstee stonden aanvankelijk andere mensen dan die op de uiteindelijke voorstelling zijn beland en ze bevonden zich ook in een heel andere houding.
Vast staat nu ook dat de tijd die De Hooch in Delft doorbracht, vooral tussen 1655 en 1658, de jaren zijn geweest waar hij de meeste groei in zijn techniek en stijl heeft doorgemaakt, aldus de onderzoekers. Dat herleidden ze onder meer uit zijn gebruik van spelden (met een van krijt voorzien touwtje eraan) als hulpmiddel om het perspectief te construeren: aanvankelijk had hij twee spelden nodig, later kon hij toe met één.
Op de tentoonstelling in Delft zullen 29 werken te zien zijn uit De Hoochs Delftse jaren (1652-1660). Het is de eerste solo-tentoonstelling ooit van werk van de meester in zijn vaderland. Museum Prinsenhof Delft wil hem uit de schaduw van zijn stad- en tijdgenoot Johannes Vermeer halen. Van de circa 160 werken die officieel van De Hoochs hand zijn, zijn die uit zijn Delftse tijd de beste, vinden ze in het museum. Hij was toen op zijn top, terwijl zijn latere werk op velen gladder en vlakker overkomt.
De bruiklenen komen uit verscheidene landen. Zeven ervan zijn er uit privé-collecties. Koningin Elizabeth II en de Britse tak van de bankiersfamilie Rothschild zijn onder de bruikleengevers. De vorstin leent twee schilderijen uit, Hannah Rothschild één.