Vanaf haar zestiende is ze met rouw en de dood bezig. Ze is specialist op het gebied van sterven en rouw in de Joodse traditie, schreef het boek ‘Sterk als de dood’, is initiatiefnemer van en al twintig jaar directeur van Joods Hospice Immanuel in Amsterdam, waar iedereen - van alle gezindten dus - welkom is. “Ik ben er altijd mee bezig, dag en nacht.” Dat ervaart ze niet zo, omdat het haar ‘kind’ is. In de rubriek De Laatste Levensfase: Sasja Martel.
Door haar boek kwam ze in de wereld van hospices terecht. Zelf komt ze niet uit de zorg maar is specialist op het gebied van Jodendom. Dit was rond 2000, toen er nog niet veel hospices waren. “Ik ontdekte dat de zorg die gegeven wordt in een hospice nauw aansluit bij de Joodse visie over hoe je omgaat met mensen die terminaal ziek zijn. Toen ik een lezing gaf in een hospice, was dat de trigger om samen met huisarts Ruben van Coevorden een Joods hospice op te zetten. Hij heeft de medische kennis, ik de inhoudelijke. ” Het hospice was in eerste instantie bedoeld voor survivors van de Tweede Wereldoorlog. Sasja wilde graag deze mensen zorg bieden in de meest kwetsbare fase van hun leven. “Die mensen hebben nauwelijks familieleden over en veel trauma’s. Ik wilde ze een omgeving bieden die herkenbaar en veilig is, waardoor ze niet al hun verhalen hoeven te vertellen.”
Behalve de survivors is er ook de tweede generatie. “Daar hoor ik zelf bij. Die hebben net zoveel hulp nodig. De tweede generatie heeft zijn eigen problematiek overgehouden aan de ervaringen van hun ouders in de Tweede Wereldoorlog.” Het hospice is groot, gelegen in Amsterdam, met in totaal acht kamers. Er werken zeventig vrijwilligers, vijf artsen en een team verpleegkundigen. Over het algemeen is meer dan helft van de bewoners niet-Joods.
Met wat voor problemen kampen de bewoners?
“Het zijn hele specifieke problemen die je ziet, zoals de angst om ziek te zijn of om in bed te gaan liggen. De mensen staan vaak de hele tijd ‘aan’, zijn alert, blijven eten, ook tegen hun zin in. Ze willen controle houden. Joodse bewoners proberen tot het allerlaatste moment vast te houden om maar door te kunnen gaan. Ze kampen met angsten, nachtmerries en het gemis van hun familie blijft een grote pijnlijke plek. Dat is heel triest. Als je terminaal ziek bent, verwacht de overheid dat je door je familie geholpen wordt. Maar als je geen familie hebt, wordt het heel karig. Soms zijn er wel kinderen, maar liggen de onderlinge verhoudingen gecompliceerd. Dan is het heel fijn dat ze bij ons komen, want wij begeleiden die families dan.”
Wat betekent de laatste levensfase voor jou?
“Ik heb ontdekt dat het eigenlijk de trigger is voor mijn huidige leven. Je eigen sterfelijkheid zit in elke dag als je keuzes maakt die belangrijk zijn. Als je niet sterfelijk bent, dan is alles irrelevant. Het feit dat we gaan sterven, maakt dat we elke dag iets moois van ons leven moeten maken. Ik vind het heerlijk om in het hospice te zijn, omdat ik merk dat alle maskers af zijn. Wat overblijft is authentiek. Je bent daar met de dingen bezig die ertoe doen en niet met bullshit. Ik werd zelf in 2004 geconfronteerd met borstkanker. Dat heeft me geleerd dat het om het leven van nu gaat, ook wel morgen enzo, maar wel: waar geef je je energie en je tijd aan? Ik houd van kwaliteit van leven.”
Stel, je zou een handleiding mogen schrijven over de laatste levensfase. Waar zou het boek overgaan?
“Dan zou ik het hebben over wat ik heb gezien. Ik heb ruim tweeduizend sterfgevallen meegemaakt. Het is heel bepalend hoe je nu leeft, hoe je straks gaat sterven en daarmee omgaat. Dat kan je nu al leren. De laatste levensfase hoeft niet moeilijk te zijn; het sluit aan bij hoe je nu in het leven staat. Je kunt nu al tools ontwikkelen om straks met je sterven om te gaan. Dat heeft met keuzes te maken en dat je de dingen niet uitstelt. Maar het heeft ook met vertrouwen te maken, en relaties. Durf je mensen te vertrouwen en toe te laten in je leven. Ben je je eigen beste vriend en kan je het goed met jezelf vinden?” Ik wens iedereen toe dat hoe men sterft aansluit bij hoe men leefde."
Ben jij je eigen beste vriend?
“Daar ben ik altijd mee bezig, dat ik op mezelf terug kan vallen.”
Wat heb je zelf moeten loslaten in het leven?
“Toen ik ziek was, heb ik dat een tijd lang zo ervaren. Oh, nu moet ik alles loslaten. Mijn kinderen zijn geëmigreerd, dat was heel heftig voor mij. Dat was ook een loslaat proces. En ik ben heel erg gehecht aan mijn kleinkinderen, die zitten dus ook in het buitenland. Dat is een groot verdriet voor mij. Ik ben daar elke dag mee bezig om hen los te laten”.
Hoe doe jij dat: loslaten?
“Door op een andere manier vast te houden. Ik probeer elke dag vormen te vinden voor mezelf en voor anderen, die niet in mijn fysieke nabijheid zijn, om toch de relatie te onderhouden en los te laten. Dat betekent dat ik er niet achteraanren. Ik zou kunnen zeggen: ik ga ook emigreren. Dat is het makkelijkst, maar dan vergeet ik mezelf helemaal. Vasthouden is eigenlijk een illusie, want je horloge loopt gewoon door. Dus ik zeg altijd dat er twee horloges zijn. Het horloge om je pols waar je geen vat op hebt, en het horloge dat de kwaliteit van je leven bepaalt.”
Wat heb je geleerd van het werken in de hospice?
“Dat het over een heleboel niet gaat, terwijl we ons er wel druk over maken. Neem ons werk. De mensen die in het hospice wonen hebben het bijna nooit meer over hun werk. De meeste mensen hebben het over hun kinderen, kleinkinderen en relaties, en dingen die voor hen belangrijk zijn. Het gaat over kwaliteit. Wat heeft jouw leven gevormd en wat is belangrijk voor jou? Dat kan ook muziek zijn.”
Ben je zelf anders naar de dood gaan kijken?
“Ik ben een paar keer bij de bevalling van mijn kleinkinderen geweest. Heel indrukwekkend. Dat is de andere kant van het leven, magisch. En het is heel normaal. Het sterven is dat ook en het is mooi om erbij aanwezig te mogen zijn. Ik was ook bij het overlijden van mijn vader en andere familieleden. De dood kwam al vroeg op mijn pad en ik heb dit altijd als normaal ervaren. We lijken in Nederland open te zijn, maar er ligt nog veel taboe op de dood, ondanks alle tv-programma’s. We leven het leven vluchtig en luchtig, voor de grote issues zijn we bang.”
Wat maakt jouw hospice anders dan andere hospices?
“We bieden alles aan wat iemand die op een Joodse manier leeft nodig heeft. Dus kosjer eten, het vieren van Sjabbat en Joodse feestdagen. Ook rondom het levenseinde doen we de zorg vanuit de Joodse visie. Er is ook geen euthanasie in ons huis. En we zijn bezig met lekker eten. Er is altijd gebak bij ons, veel gezelligheid, warmte, grapjes, dus het Joodse leven wordt bij ons geproefd. We hebben eindeloos veel kookboeken met Joodse gerechten. Als een van onze vrijwilligers even tijd heeft, gaan ze appeltaart of boterkoek bakken. En vergeet de Joodse kippensoep niet!.”
Blijf je nog lang werken?
“Ik ben bezig met een tweede hospice. Kan je niet eens stoppen, zeggen mijn kinderen, dan kan je eindelijk oma zijn. Ze willen dat ik vaker bij hen ben. Ik wil nog een hospice realiseren voor mensen met dementie. Die hebben specifieke zorg nodig. Dat bestaat nog niet. Daar zijn we al heel ver mee. We hebben een groot bedrag gekregen van de Joodse erfpachtgelden. We zijn nu aan het wachten op vergunningen. Als dat snel gebeurt, kan het zomaar zijn dat het over twee jaar is gerealiseerd.”
Als je nog een boek over de dood gaat schrijven, waar zou dit over gaan?
“Ik zou het meer toespitsen op mijn ervaring in de hospice en over hoe je kunt sterven. Mensen weten daar te weinig vanaf, over die laatste fase. We moeten mensen die terminaal ziek zijn serieus nemen en met respect behandelen. Wij focussen ons op het leven en niet op de dood, en dat helpt ze enorm. De uitdaging is niet hoe we moeten sterven, maar hoe te leven. Sterven is niet een apart hoofdstuk. Sterven hoort bij het leven."