Of de Verenigde Staten echt energiewinst hebben geboekt met kernfusie, wat een doorbraak zou zijn, daarvan is directeur Marco de Baar van het Nederlandse instituut voor energieonderzoek DIFFER nog niet zeker. "Neem elke opgeklopte claim over doorbraken met een korrel zout. Dit is echt een ontwikkeling van de lange adem. Kernfusie is een ingewikkelde puzzel, en hier hebben we nog niet eens een puzzel. Dan is het makkelijk om claims te maken", zegt De Baar.
Als kerncentrales elektriciteit opwekken, gebeurt dat momenteel door kernsplijting. Een atoomkern wordt in twee of meer delen opgebroken en daarbij komt energie vrij. Het probleem is dat er radioactief afval overblijft, dat soms nog honderdduizenden jaren radioactieve straling blijft afgeven. Bij kernfusie smelten atomen samen met behulp van heel intense lasers. Ook daarbij komt energie vrij, maar dan zonder afval en zonder uitstoot van CO2. In theorie is het dus heel milieuvriendelijk, maar het is niet energiezuinig. Het kost meer energie om de atomen te laten samensmelten dan er bij die fusie vrijkomt.
Volgens berichten in Amerikaanse media is het nu voor het eerst gelukt om meer elektriciteit op te wekken met kernfusie dan dit heeft gekost. Netto is dat dus energiewinst. Dat komt mogelijk dinsdag naar buiten. Maar De Baar is sceptisch. "Het gaat om de verhouding tussen de energie die in een capsule wordt geschoten, en de energie die vrijkomt. Maar voor dat fusieproces moet je de lasers ook voeden, daar heb je ook elektrische energie voor nodig. Als je dat meeneemt, zakt de verhouding in van een beetje winst naar enorme verliezen. De relevantie voor energie-onderzoek is zeer beperkt. Het klinkt een beetje als een broodjeaapverhaal."
Bovendien staat kernfusie nog maar in de kinderschoenen. Bij de methode van de Amerikanen is er volgens De Baar "nog geen concept van hoe zo'n kernreactor eruit zou zijn. Maar zelfs als die er is, is het niet zo dat we over twintig jaar tien centrales hebben staan. Er bestaat nog niet eens een industrie die de reactoren kan bouwen." Een van de problemen: de hitte. In de kern van de reactor kan de temperatuur stijgen tot bijna 2 miljoen graden Celsius, aan de wanden is het ongeveer 9700 graden. "Nog steeds heet genoeg om schade aan te richten. Je moet het zo ontwerpen dat je de warmte uitsmeert."
De Baar verwacht dat kernfusie pas na 2050 echt een rol kan spelen. Dat is dan ook nodig om de groeiende wereldbevolking van schone elektriciteit te voorzien.
Kernfusie is in elk geval niet gevaarlijk voor de bevolking, benadrukt De Baar. "Als je iets niet goed doet, krijg je schade aan de reactor en is het einde oefening, dan valt de boel stil. Dan kun je koffie drinken en je afvragen wat er is gebeurd. Maar er gaat niets exploderen."