Echte dokters huilen ook, daar weet interventieradioloog Warner Prevoo alles van. Drie jaar geleden kreeg de kankerdokter zelf terminale longkanker. Warner dacht dat hij nog maximaal een jaar te leven had, maar inmiddels zijn het er drie. Met zijn boek ‘Echte dokters huilen ook’ wil hij laten zien wat zijn ziekte met hem doet als dokter. “Als je leven officieel beperkt wordt door kanker, moet je gaan nadenken over waar je nou eigenlijk mee bezig bent in dit leven.”
Warner heeft de afgelopen drie jaar veel meegemaakt. “Tijdens pieken denk ik: ik ga dit overleven. Tijdens mijn dalen denk ik dat ik nog een half jaar heb. Afgelopen december had ik voor het eerst de gedachte: dit is mijn laatste verjaardag, kerst en oud en nieuw. Ik voelde me heel ziek, zowel geestelijk als lichamelijk. Ik kon door de bestraling niet kickboksen, terwijl dat de lust van mijn leven is. Ik ga nu weleens naar een training kijken, dat geeft mij ook inspiratie en energie.”
Met kanker naar bed en weer opstaan
Elke dag is een beetje onzeker. Warner gaat met kanker naar bed en staat er de volgende ochtend mee op. “Toen ik vanmorgen wakker werd, vroeg ik me af of mijn stem het vandaag zou houden, hoeveel ik zou gaan hoesten en hoe buiten adem ik zou zijn als ik naar dit interview fiets. Het gaat om hele basale dingen. Ik heb nu geen aantoonbare ziekte, zoals dat medisch heet. Dat betekent dat je geen tumor ziet bij een scan. Dat vind ik vet. Mijn prognose? Iedereen vraagt ernaar, maar die weet ik niet.”
Warner gaat niet meer overal met een gestrekt been in zoals vroeger. Hij is minder fel, minder een lawaaipapegaai. Door zijn boek, geschreven door Karin Overmars, is hij met de billen bloot gegaan. Hij voelt zich hierdoor een stuk kwetsbaarder. “Het leven ervaar ik steeds meer op afstand, maar tegelijkertijd is het ook hartstochtelijker.”
Gebrek aan liefde in de zorg
“Ik vind het lastig als artsen zich superieur opstellen ten opzichte van patiënten. Daar doen patiënten ook iets in, want die gaan meteen op hun rug liggen en geven hun kracht weg. Ik heb nooit die superioriteit gebruikt. Ik heb geen geheime agenda’s en ik heb ook geen elleboog gebruikt om te komen waar ik nu ben. De toon waarop er regelmatig tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) door een hoogleraar of een chirurg over patiënten wordt gesproken; zo praat je niet over patiënten.”
Naarmate je hoger op de rots komt, wordt het belang van patiënten ondergeschikt, valt Warner op. “Het gaat meer om de eigen naam en de eigen positie. Dat is in elk ziekenhuis zo, maar ook daarbuiten, zoals in de advocatuur. Verschrikkelijk vind ik dat. Ik kaart het aan als het te weinig over patiënten gaat in het ziekenhuis. Dat vinden sommige mensen vervelend.”
Een van Warner zijn beste vrienden is hoogleraar chirurgie. “Hij is onlangs voor de tweede keer getrouwd. Op zijn huwelijk liepen ook secretaresses en schoonmakers rond. Daar houd ik van. Hij is echt een man naar mijn hart en zo zou ik het ook doen. Dit is wat er veel meer nodig is. Als ik de hal van het ziekenhuis inloop, duurt het soms een kwartier voordat ik op de plek ben waar ik moet zijn. Ik word door iedereen aangesproken, van de portier tot aan de kok.”
“Als je gepromoveerd bent, ben je niet beter dan een ander”
“Als arts ben je niet beter dan een ander. Als iedereen naakt is, zijn we allemaal gelijk. Je moet je status niet ontlenen aan je functie, maar uit de waardering die je krijgt. We mogen elkaar meer waarderen. Het is niet zo dat als je gepromoveerd bent, dat je dan beter bent. Je hebt gewoon iets gedaan wat een ander niet kan en daar mogen we respect voor hebben. Maar heb ook respect voor hoe een ander zijn vak uitoefent.”
Warner is van mening dat je als dokter moet oppassen voor teksten als ‘ik begrijp wat je bedoelt’ of ‘ik kan het me zo goed voorstellen’. “Jij bent niet de patiënt met een tumor. We hebben geen idee als arts. Wat wij in die tien minuten tot een half uur zien, is het topje van de ijsberg. We moeten niet denken dat we weten wat er verder gebeurt met de patiënt buiten die tien minuten dat je hem of haar voor een onderzoek ziet.”
“Dokter zijn kent geen kantooruren”
Wat is het grootste verschil sinds je weer aan het werk bent? “Ik geef meer toe aan mijn vermoeidheid, ik luister meer naar mijn eigen lichaam en ik voel me naakter. Ik heb me enorm verraden gevoeld door mijn eigen lichaam, maar ik heb mezelf verraden door niet te luisteren naar mijn lichaam. Ik lees mijn mail altijd, ook als ik in het buitenland zit. Dokter zijn gaat altijd door en kent geen kantooruren. Dat is natuurlijk niet normaal, maar zo zit ik er wel in.”
Voor artsen geldt een beetje: live hard, die hard , aldus Warner. “Zo voel ik dat ook wel en ik denk dat meer artsen dat hebben. We weten en kunnen vaak niet anders dan hartstochtelijk met ons vak omgaan. En dan aan het einde van de dag evalueren in de kroeg, soms tot in de late uurtjes.”
Wat zou je mee willen geven aan studenten geneeskunde? “Stop met het willen promoveren. Daarmee haal je weliswaar de ‘s’ van je ‘drs’ af, haal je veel geld binnen voor de promotor, schrijf je artikelen en doe je promotieonderzoek. Maar het gaat allang niet meer over patiënten. In de wetenschap is de patiënt verworden tot een databank. Wetenschap is belangrijk, maar we moeten het patiënten belang niet uit het oog verliezen. Als je als geneeskunde student niet gepromoveerd bent, kom je nauwelijks in opleiding. Ik vind dat waanzin. Ze lopen vanaf het begin op hun tenen. Gepromoveerd zijn maakt niet perse een goeie dokter. En we hebben nog steeds goeie dokters nodig.”
"We worden niet opgeleid om met de dood om te gaan"
Hoe gaan artsen om met de dood? “We worden niet opgeleid om met de dood om te gaan. We mogen als arts de patiënt veel duidelijker maken dat ze echt wel een keuze hebben in de laatste fase van hun leven. Tijd om afscheid te nemen is heel belangrijk. Niet voor de patiënt, maar voor de omgeving. Maar ook kwaliteit van leven. Artsen gaan maar door en zeggen liever dat ze nog een middel hebben. Je kan ook tegen een patiënt zeggen om niet meer naar het ziekenhuis te komen voor die experimentele behandeling. Ga proberen om nog een beetje te genieten van de tijd die er nog is. Ik zeg dat weleens, maar dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. Patiënten leggen hun lot teveel in handen van de arts, maar mogen dat veel meer in hun eigen hand nemen.”
Is Warner bang voor de dood? “Nee, ik ben niet bang voor de dood. Ik ben een enorme atheïst. Ik word wel verdrietig van het vooruitzicht van de dood. Ik word verdrietig dat ik straks niet meer kan genieten van de sneeuw, van op het terras zitten bij de Gruter met mijn vrienden waar ik het leven aan mij voorbij laat gaan en vooral dat ik mijn kind (21) moet gaan missen. Hij is een heel stabiel kind, een beer van een gozer. Het komt vast goed met hem.”