Drie vluchtelingen uit Oekraïne zonder de Oekraïense nationaliteit houden tot eind deze maand recht op opvang en mogen tot die tijd ook blijven werken en studeren. De voorzieningenrechter in Haarlem heeft besloten dat zij, tot er een uitspraak is in hun bodemprocedure, behandeld moeten worden als derdelanders met tijdelijke bescherming. Die uitspraak is op 27 maart.
De derdelanders, een 30-jarige man uit India, een 25-jarige man uit Pakistan en een 25-jarige man uit Ghana, verzetten zich afgelopen woensdag in de rechtbank tegen gedwongen vertrek uit Nederland. De Raad van State, de hoogste bestuursrechter, oordeelde in januari dat de bescherming van deze groep vanaf maandag 4 maart stopt. Ze hebben nog tot 2 april de tijd om uit Nederland te vertrekken. Aanvankelijk kregen de derdelanders dezelfde tijdelijke bescherming in Nederland als gevluchte Oekraïners toen de oorlog uitbrak. Dat betekende dat ze net als Oekraïners in Nederland mochten wonen, werken en studeren.
Volgens de advocaten van de mannen uit India, Pakistan en Ghana is de beslissing van de Raad van State in strijd met het EU-recht. Bovendien hebben ze volgens de advocaten bij de Raad van State nooit verweer kunnen voeren tegen de einddatum 4 maart.
Tot de rechter over ruim twee weken uitspraak doet, mogen de drie dus blijven werken, studeren en in de gemeentelijke opvang blijven.
Deze maand dienen meer van dit soort zaken bij de rechtbanken in Amsterdam, Roermond, Den Bosch, Rotterdam, Arnhem en Zwolle.