De Eerste Kamer heeft ingestemd met de pandemiewet van zorgminister Ernst Kuipers. Dit betekent dat het kabinet weer een juridische grondslag heeft om bij een (dreigende) pandemie, zoals corona, bijvoorbeeld een mondkapjesplicht in te voeren. Ruim een jaar had het kabinet die niet. De wet is met 49 voor en 24 stemmen tegen aangenomen.
De coalitiepartijen stemden voor, evenals GroenLinks, PvdA en de SP. Onder de tegenstemmers bevonden zich PVV, de Fractie Nanninga, de Partij voor de Dieren en de SGP.
Tijdens het tweedaagse debat vorige week in de senaat over de aanpassing van de Wet publieke gezondheid (Wpg), zoals de pandemiewet officieel heet, tekende zich al een meerderheid af voor het wetsvoorstel. Wel hadden zowel voor- als tegenstanders moeite met de noodbevoegdheid die de minister van Volksgezondheid in deze wet krijgt.
Met die noodbevoegdheid kan de minister maatregelen nemen, zoals het sluiten van scholen en/of het invoeren van een avondklok, die niet in de wet zijn opgenomen. Nadat de ministerraad met zo'n noodmaatregel heeft ingestemd, kan de Tweede Kamer de invoering ervan alsnog blokkeren. De Eerste Kamer heeft dat blokkeerrecht niet.
De noodmaatregel vervalt acht weken na het instellen ervan. De noodmaatregel kan telkens met acht weken worden verlengd, maar daarvoor moet de Tweede Kamer wel toestemming geven.
Bij het nemen van maatregelen die wel in de wet staan, is ook altijd vooraf instemming van de Tweede Kamer nodig.
De tegenstemmers vinden onder meer dat een nieuwe Eerste Kamer over zo'n belangrijke wet, waarin het kabinet vrijheidsbeperkende maatregelen kan opleggen, had moeten stemmen. Die wordt op 30 mei gekozen. Ook vinden de tegenstemmers het onverteerbaar dat de Eerste Kamer buitenspel staat bij het instellen en afschalen van maatregelen.
De voorstanders vinden het belangrijk dat er nu eindelijk een juridische basis is om eventuele maatregelen te nemen.