Elke burger heeft het recht om te weten wie over zijn data beschikt en waar zijn persoonsgegevens zijn terechtgekomen als deze worden doorgestuurd, stelt het Europees Hof van Justitie. Met die informatie kan de burger immers zijn recht uitoefenen om vergeten te worden of om persoonlijke data aan te passen.
Het hof boog zich over een vraag van het hoogste gerechtshof van Oostenrijk over de algemene verordening gegevensbescherming, die de verwerking van persoonsgegevens door particuliere bedrijven en overheidsinstanties in de hele Europese Unie regelt. In Oostenrijk loopt een zaak van een burger tegen Österreichische Post. Hij wilde weten naar wie het postbedrijf zijn persoonlijke gegevens had doorgestuurd en nam met het antwoord 'marketingdoelen' geen genoegen.
Tijdens de Oostenrijkse rechtszaak verklaarde Österreichische Post dat het de gegevens had doorgestuurd naar klanten, waaronder IT-bedrijven, aanbieders van mailinglijsten, liefdadigheidsorganisaties, niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en politieke partijen.
Dat is niet genoeg, zegt de Europese rechter. Als iemand vraagt naar welke bedrijven en instanties zijn persoonsgegevens zijn doorgestuurd, moet de werkelijke identiteit van de ontvangende partijen worden verstrekt. Alleen als het verzoek om deze informatie ongegrond of buitensporig is, of het onmogelijk is de ontvanger te identificeren, kan worden volstaan met aanduidingen als 'voor marketingdoeleinden.'