José Maria Sison, de Filipijnse communistenleider die sinds 1987 in zelfverkozen ballingschap in Nederland leefde, is op 83-jarige leeftijd overleden in een Utrechts ziekenhuis. Hij was daar twee weken opgenomen, meldt zijn partij in een verklaring aan persbureau AFP. Het is niet bekend waar hij aan overleden is.
Sison richtte in 1968 de Communistische Partij Filipijnen (CPP) op, een organisatie die is gebaseerd op het gedachtegoed van Marx, Lenin en Mao. Een jaar later ontstond uit die partij de guerrillabeweging New People's Army (NPA), waarvan Sison ook leider was. Deze organisatie is verantwoordelijk voor een groot aantal terreurdaden.
Vanwege zijn strijd tegen de Filipijnse regering werd Sison in 1977 gevangengenomen. Nadat de rebellenleider in de jaren tachtig was vrijgekomen, vluchtte hij naar Nederland. Hij vroeg hier politiek asiel aan, maar dat werd afgewezen wegens zijn contacten met terroristische organisaties.
De rebellenleider, die ook schrijver en activist was, kreeg hier uiteindelijk nooit een vluchtelingenstatus of een verblijfsvergunning. Toch werd in 1996 besloten dat Sison in Nederland mocht blijven en niet uitgezet zou worden, omdat zijn leven bij terugkeer in de Filipijnen gevaar zou lopen. De Europese Unie plaatste Sison in 2002 nog op de lijst van personen en organisaties die terrorisme zouden steunen. Dat werd enkele jaren later ongedaan gemaakt.
In de verklaring over zijn dood schrijft zijn partij dat "het zwoegende volk rouwt om de dood van hun leraar en leidend licht".
Het Filipijnse ministerie van Defensie riep in een verklaring "de overgebleven weinige gelovigen" op "de gewelddadige en valse ideologie de rug toe te keren". Volgens het ministerie is "het grootste struikelblok voor vrede op de Filipijnen weg". Op het hoogtepunt telde de NPA ongeveer 25.000 strijders. Daarvan zijn er volgens de militairen nog ongeveer 2000 over.