Het lukt de Belastingdienst vaak niet om op tijd te beslissen op verzoeken van belastingplichtigen om inzage in hun eigen persoonsgegevens die bij de fiscus gebruikt worden. De wettelijke termijn daarvoor wordt in vier op de vijf gevallen niet gehaald. Dat meldt demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Belastingen) aan de Tweede Kamer.
Het recht op inzage in de eigen persoonsgegevens is vastgelegd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), ook wel bekend als de privacywet. "Uiteraard heeft het binnen de gehele Belastingdienst hoge prioriteit om zo snel mogelijk aan de AVG te voldoen", verzekert Van Rij.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft volgens Van Rij vorig jaar al een "normoverdragend gesprek" gevoerd met de Belastingdienst. Daarin is onder meer gesproken over klachten die de privacywaakhond heeft ontvangen over het niet tijdig behandelen van inzageverzoeken.
Toen de AVG in 2018 van kracht werd, ontving de Belastingdienst jaarlijks tussen de 150 en 3200 inzageverzoeken. Dat aantal is sinds 2020 evenwel sterk toegenomen, met name door alle aandacht rond de fraudesignaleringsvoorziening, de omstreden zwarte lijst die de fiscus bijhield van belastingplichtigen van wie de aangifte om uiteenlopende redenen extra aandacht zou behoeven.