Heffingen leverden gemeenten vorig jaar meer op dan ze van tevoren hadden verwacht. Ze verdienden vooral meer aan afvalstoffenheffing, reinigingsrechten en onroerendezaakbelasting. Amsterdam kreeg veel minder toeristenbelasting binnen door de uitbraak van het coronavirus. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Bij elkaar opgeteld ontvingen gemeenten 11,3 miljard euro uit heffingen, wat 4,4 procent meer is dan ze hadden begroot, nog voor de uitbraak van het coronavirus.
Van de belangrijkste gemeentelijke heffingen nam de opbrengst uit de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten het meest toe, met een plus van 10 procent ten opzichte van een jaar eerder. Gemeenten moesten de reinigingsheffingen verhogen omdat de kosten stegen. Dat laatste kwam volgens de statistici vanwege "de toenemende inzamelings- en verwerkingskosten van het afval en door afnemende opbrengsten van afvalstromen, als glas, plastic en papier." Deze heffingen mogen wettelijk nooit meer opbrengen dan de kosten.
Gemeenten inden ook 5,8 procent meer onroerendezaakbelasting (ozb). "Veel gemeenten geven aan dat een (extra) verhoging van de ozb één van de maatregelen is om de begroting sluitend te maken", lichten de onderzoekers toe. De opbrengsten van deze belasting kunnen stijgen als WOZ-waardes van gebouwen en/of grond omhoog gaan, het aantal panden toeneemt of als gemeenten de tarieven verhogen.
Amsterdam kreeg een flinke tegenvaller te verduren wat betreft de toerismebelasting. De gemeente ontving weinig buitenlandse toeristen vanwege de vele reisbeperkingen door het coronavirus. Daardoor verwacht de gemeente slechts 56,5 miljoen euro aan toerismebelasting te innen, waar deze van tevoren had gerekend op bijna 200 miljoen euro. Het Rijk heeft gemeenten voor 100 miljoen euro gecompenseerd voor de misgelopen toerismebelasting in de periode van 1 maart tot en met 1 juni.
In de meeste andere gemeenten bleven de inkomsten uit toerismebelasting gelijk of stegen die zelfs. Eerder meldde het CBS dat Nederlanders afgelopen zomer massaal op vakantie gingen in eigen land, waardoor vooral huisjes- en kampeerterreinen de klap van het coronavirus konden opvangen.