Bepaalde groepen werknemers zouden van hun werkgever een griepprik aangeboden moeten krijgen, adviseert de Gezondheidsraad het kabinet. De raad doelt met name op mensen die in hun werk meer kans maken op griep en die door hun baan kwetsbare anderen ook eerder kunnen besmetten.
De raad denkt speciaal aan personeel in de gezondheidszorg, dat direct contact met patiënten onderhoudt en dat de griep dus kan overdragen aan de zorgvragers. Ook bijvoorbeeld chauffeurs die kwetsbare personen vervoeren of kappers in verpleeghuizen zouden in aanmerking moeten komen.
Verder denkt de raad aan werknemers die in een kleine ruimte vaak nauw contact hebben met anderen, zoals in het onderwijs, het openbaar vervoer en de kinderopvang, in hun gevallen wel vooral ter bescherming van henzelf.
Een griepprik zou ook ter beschikking moeten komen van mensen die door de aard van hun werkzaamheden blootgesteld kunnen worden aan het griepvirus zelf, zoals bepaalde laboratoriummedewerkers.
De griepprik wordt nu al door huisartsen aangeboden aan mensen vanaf zestig jaar en tevens aan jongere mensen met gezondheidsproblemen of een verminderde weerstand. Vaccineren van gezondheidszorgpersoneel in zorginstellingen wordt al langer vanuit verschillende hoeken aanbevolen.
Volgens de Monitor Vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie werd tijdens griepvaccinatiecampagne van 2021 22,9 procent van de bevolking gevaccineerd. Van de groep mensen die een verhoogd risico loopt bij griep, de eigenlijke doelgroep dus, werd in 2021 58,3 procent geprikt.
De Gezondheidsraad zei dinsdag verder zich aan te sluiten bij een advies van het Deskundigenberaad Zoönosen, van gezondheidsinstituut RIVM, om werknemers die kunnen worden blootgesteld aan vogelgriep, de vaccinatie tegen seizoensgriep aan te bieden. "Dat werkt niet tegen vogelgriep, maar kan wel de kans op het ontstaan van nieuwe virussen beperken."