Meer dan de helft (51 procent) van alle basisscholen in Nederland heeft afgelopen week één of meerdere klassen naar huis gestuurd vanwege coronabesmettingen. Gemiddeld ging het om twee klassen. De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) meldt dat op basis van een eigen peiling onder ruim 1400 schooldirecteuren.
De AVS schat dat bijna 220.000 basisschoolleerlingen thuis in quarantaine hebben gezeten, op een totaal van circa 1,6 miljoen leerlingen.
Volgens de peiling moest 1,3 procent van de basisscholen noodgedwongen helemaal dicht vanwege coronagevallen. Op 49 procent van de scholen waren alle klassen gewoon op school. Bij de vorige peiling van de AVS, van 11 maart, was dat nog 57 procent.
Wat de AVS betreft benadrukken de cijfers het standpunt van de organisatie dat onderwijspersoneel met voorrang moet worden gevaccineerd. Het kabinet wil daar tot nog toe niet aan.
Volgens voorzitter Petra van Haren is de druk op scholleiders groot. "Ze zijn constant bezig vervangers te zoeken om te voorkomen dat kinderen naar huis moeten", zegt ze. Van de schoolleiders die meededen aan de enquête moest 60 procent afgelopen week invallers inzetten. "Door het personeelstekort valt dat niet mee", aldus Van Haren.
Als in een klas een kind of leerkracht besmet is met het coronavirus, moet de hele klas voor zeker vijf dagen uit voorzorg naar huis. Tenzij in kleine groepjes wordt gewerkt die niet bij elkaar in de buurt komen, maar op de meeste basisscholen gebeurt dat niet. Veel scholen vinden het praktisch niet werkbaar. Wie zich vijf dagen na contact met het besmette kind laat testen en een negatieve uitslag krijgt, mag weer naar school. Kinderen die geen test doen, mogen pas na tien dagen weer naar school komen, mits ze geen klachten hebben.