De premies van de pensioenfondsen gaan dit jaar harder omhoog dan ooit. In ruil daarvoor krijg je als verzekerde werknemer straks een lager pensioen uitgekeerd. Best een slechte deal, zou elk weldenkend mens zeggen, maar toch is het zo. Bij een flink aantal pensioenfondsen wordt er 10 procent of meer pensioenpremie bovenop gegooid dit jaar. De gemiddelde werknemer moet vervolgens anderhalve dag per week werken voor een lager pensioen. Kan je daar zelf iets aan doen?
Vanaf 2026 geen garanties
Als in 2026 het nieuwe pensioenstelsel in werking treedt, is de hoogte van je pensioen überhaupt niet meer gegarandeerd. Uiteraard kan dat goed uitpakken – als je pensioenfonds over een getalenteerd beleggingsteam beschikt. Maar daar heb je zelf bar weinig invloed op. Je pensioenfonds kies je niet zelf, dus je kan alleen maar hopen dat je werkgever veel afweet van pensioenopbouw, en op basis van die kennis voor een goed fonds kiest.
Gedoe rondom pensioenstelsel
Het huidige pensioenstelsel is voor velen sowieso een redelijk onbegrijpelijke, ver-van-mijn-bed-show. Ja, formeel heb je enige invloed door middel van je stembriefje of je lidmaatschap van een vakbond, maar je kan niet zelf je pensioenfonds uitkiezen en de verantwoordelijke partijen lijken er vaak een andere agenda op na te houden. Je blijft afhankelijk van het grotere systeem, dat op het moment niet bepaald lekker functioneert. Dat geldt overigens alleen als je niet zelfstandige bent. Anders val je sowieso buiten de boot.
Financiële onafhankelijkheid
Het mag dan ook geen verrassing zijn dat een flink aantal mensen inmiddels overweegt een plan op te stellen om
financieel onafhankelijk te worden. Gezien de mogelijkheden op de beurs is beleggen geen verkeerd plan B – vooral als er kennis van zaken is. Beleggen is natuurlijk nooit zonder risico, en een financieel plan voor de lange termijn vereist serieus voorwerk. Maar je kan zelf kiezen met wie je in zee gaat, en je bent niet afhankelijk van politiek getob. Je kan je aandelen zelf uitzoeken en volledig zelf gaan beleggen (als je weet wat je doet), of je kan een
vermogensbeheerder in de arm nemen die jou betrouwbaar lijkt.
Een goed doordacht plan is een hoop geld waard
Doe wat dit betreft zeker even je huiswerk. Er zijn grote verschillen, zowel wat betreft betrouwbare aandelen als vermogensbeheerders. En begin met de vraag hoeveel geld je nodig hebt. Breng je jaarlijkse uitgaven in kaart. Ga ervan uit dat je jouw jaarbedrag 25 keer nodig hebt. Liggen je uitgaven rond de 30.000 euro? Dan heb je dus 750.000 euro nodig. Reken bij voorkeur iets ruimer, in verband met onvoorziene uitgaven. En hou bij het berekenen van je kosten rekening met de gemiddelde
inflatie .
Wacht niet te lang
Bereken hoeveel je dan nog moet binnenhalen met beleggingen. Hou er rekening mee dat je ook bij het beleggen kosten maakt – al hoeft dat bij lange na niet te kosten wat een pensioenfonds kost. Denk na over het risico dat je wil lopen, en hoeveel tijd je nog hebt. Hoe eerder je begint, hoe beter natuurlijk; op elk beetje rendement dat je binnenhaalt, kan je weer meer rendement vangen.
Rendement afhankelijk van risico
Het risico dat je wil lopen is afhankelijk van hoeveel je kan missen. Je weet nu wat je uitgaven zijn, dus alles wat er boven dat bedrag per jaar binnenkomt, kan je gebruiken om te beleggen. Is dat tot aan je pensioen ruimschoots genoeg? Dan kan je overwegen te kiezen voor een beleggingspakket waarmee je iets meer risico loopt. Wellicht pak je dan 36 procent winst en wordt het een luxe pensioen, maar als je 24 procent kwijtraakt sta je niet ineens op straat. Zijn je mogelijkheden juist aan de krappe kant? Dan is een veilig pakket verstandiger, en zet je waarschijnlijk liever in op een maximale winst van 14 procent, tegenover een maximaal verlies van acht procent. Acht procent lijkt veel, maar hopelijk kan het pensioenstelsel dat nog wel opvangen.