Minister Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken) brengt woensdag en donderdag een bezoek aan achtereenvolgens de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar. Met zijn ambtgenoten daar zal hij onder meer spreken over veiligheid en energiezekerheid, maar ook over bijvoorbeeld mensenrechten.
Beide Golfstaten zijn belangrijke leveranciers van olie en gas, grondstoffen die door de oorlog in Oekraïne en daarmee samenhangende sancties tegen Rusland flink schaarser en duurder zijn geworden. Hoekstra noemt het daarnaast belangrijk dat er brede steun blijft bestaan voor de internationale rechtsorde. "Nederland heeft partners nodig om deze uitdagingen het hoofd te bieden", aldus de bewindsman.
Met name de mensenrechtensituatie in Qatar lag de afgelopen tijd onder een vergrootglas door het WK voetbal dat daar vorige maand werd gehouden. In het streng islamitische land is homoseksualiteit verboden. Daarnaast was er veel te doen over de slechte behandeling van arbeidsmigranten die werden ingevlogen voor de bouw van stadions.
De Tweede Kamer vroeg de regering daarom geen afvaardiging naar het WK te sturen. Maar die oproep legde het kabinet naast zich neer. Het zei het toernooi juist te willen aangrijpen om over belangrijke onderwerpen in gesprek te blijven met de machthebbers in Qatar. Hoekstra bezwoer toen dat Nederland dat ook na het WK zou blijven doen.
Sportminister Conny Helder vertegenwoordigde uiteindelijk de regering bij de groepswedstrijd tegen het gastland. Haar optreden maakte evenwel weinig indruk, mede doordat zij met een relatief onopvallend speldje aandacht vroeg voor lhbti-rechten. Ministers uit België en Duitsland maakten een duidelijker statement door de OneLove-aanvoerdersband om te doen die spelers van de FIFA niet mochten dragen op het veld.
Hoekstra spreekt woensdag in Abu Dhabi met onder anderen sjeik Abdullah bin Zayed, de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Arabische Emiraten. In Doha staan donderdag ontmoetingen gepland met diens Qatarese ambtgenoot sjeik Mohammed bin Abdulrahman bin Jassim Al Thani en met de directeur van de International Labor Organization (ILO) in Doha, Max Tunon.