Het gerechtshof in Den Haag behandelt donderdag en vrijdag de rechtszaak die vier Nigeriaanse boeren in 2008 zijn begonnen tegen Shell. Samen met Milieudefensie houden ze de multinational verantwoordelijk voor olievervuiling, die hun dorpen volgens hen vrijwel onleefbaar maakte en hun inkomen deed instorten, doordat de grond onbruikbaar werd en visgebied verloren ging.
In eerste aanleg, in 2013, kreeg een van de boeren gelijk van de rechtbank. De eisen van de anderen werden afgewezen.
Twee van de eisers zijn inmiddels overleden. Zij worden vertegenwoordigd door hun zoons, die net als de anderen de zaak vanuit Nigeria volgen via een videoverbinding. Een van hen, Eric Dooh, schetste voorafgaand aan de zaak de situatie in zijn dorp Goi, dat in 2003 en 2004 werd getroffen door een olieramp. "De bomen zijn dood, op het land groeit niks meer en vissen zijn doodgegaan. We zijn ontheemd in ons eigen land. We lijden", zei hij.
Nadat zowel eisers als Shell tegen de eerste uitspraak in beroep waren gegaan, sleepte de zaak zich jarenlang voort. In het eerste gedeelte stond de vraag centraal of de kwestie überhaupt voor de Nederlandse rechter thuishoort. Ja, oordeelde het hof in een tussenarrest. Daarna volgde een juridisch steekspel waarin de eisers informatie probeerden los te krijgen en het hof nader onderzoek gelastte naar de oorzaken van de lekkages.
Shell benadrukt dat sabotage en oliediefstal de lekkages in de Nigerdelta veroorzaken. "Ongeacht de oorzaak, ruimen we altijd op en saneren we ook altijd", laat het Nigeriaanse dochterbedrijf van de Nederlands-Britse multinational in een verklaring weten. De boeren die de rechtszaak voeren, zeggen dat van opruimwerk niets terechtkomt.
Milieudefensie stelt verder dat pijpleidingen vaak verouderd zijn en Shell "nauwelijks iets doet" om sabotage te voorkomen. Het bedrijf is wat de eisers betreft sowieso verantwoordelijk voor het grondig schoonmaken van vervuilde gebieden. Daarnaast eisen de boeren die de zaak hebben aangespannen een schadevergoeding.