De directeuren van de inlichtingendiensten AIVD en MIVD worden niet als getuige opgeroepen in het hoger beroep van de strafzaak tegen Naoufal F. Het gerechtshof in Amsterdam wees het verzoek daartoe van de advocaten van F. donderdag van de hand.
F. kreeg in 2019 een levenslange gevangenisstraf voor het aansturen van de moord op een Iraanse man in Almere in december 2015. In 2018 bleek dat het slachtoffer niet de onopvallende elektromonteur Ali Motamed was, maar Mohammad Reza Kolahi Samadi. Die was voor het plegen van een bloedige bomaanslag op het hoofdkantoor van de Republikeinse Partij begin jaren tachtig in eigen land ter dood veroordeeld. Door de aanslag vielen tientallen doden, onder wie kopstukken van het Iraanse regime.
Sindsdien bleef zich in de strafzaak tegen F. de vraag opdringen of het moordcomplot niet anders in elkaar stak dan tot dusver is aangenomen: F. als moordmakelaar, die de uitvoerders op pad stuurde. Dat kwam mede doordat toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok de Tweede Kamer niet lang voor de aanvang van de strafzaak tegen F. liet weten sterke aanwijzingen te hebben dat de opdracht voor de moord van Iran afkomstig was. Hij baseerde zich daarbij op inlichtingeninformatie.
De verdediging van F. wil de directeuren van de beide inlichtingendiensten om die reden al lange tijd als getuigen horen. Dat de diensten via het OM meerdere malen lieten weten geen informatie te kunnen delen, vonden zij onacceptabel.
Maar volgens het hof hebben beide inlichtingendiensten op dit punt verregaande bevoegdheid. Als zij nu al stellen geen voor de strafzaak relevante informatie te kunnen inbrengen, dan is het volgens het hof uiterst onwaarschijnlijk dat dit anders is als de beide directeuren als getuigen worden opgeroepen. "Hen horen heeft dan geen enkele zin", aldus het hof.
Dat besloot ook dat de moordzaak niet opnieuw hoeft te worden behandeld door de rechtbank, zoals de verdediging van F. had betoogd. De zaak tegen de twee uitvoerders van de moord is destijds aangebracht bij de rechtbank Midden-Nederland. Dat had het OM volgens hen ook moeten doen met de zaak tegen de in Amsterdam berechte F. Hoewel het hof de raadslieden op dit punt niet tegenspreekt, zou een nieuwe behandeling leiden tot "onaanvaardbare vertraging" in de zaak. Daarnaast vindt het hof dat F. door de gang van zaken niet is benadeeld.
De inhoudelijke behandeling van de beroepszaak van F. is voorzien in het najaar.