Het aantal inwoners in Nederland met een migratieachtergrond neemt de komende dertig jaar waarschijnlijk toe. Hun aantal van 4,2 miljoen in 2020 zal naar tussen de 5,3 en 8,4 miljoen in 2050 groeien. Ook zal de groep anders zijn samengesteld dan nu het geval is. Dat valt onder meer op te maken uit het rapport 'Bevolking 2050 in beeld’ van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).
Begin 2020 telde Nederland 17,4 miljoen inwoners, 24 procent heeft een migratieachtergrond. Dit zijn inwoners van wie ten minste één ouder buiten Nederland is geboren. Het aandeel van deze groep stijgt naar 30 procent (5 miljoen) in 2050 in het geval van lage migratie en naar 40 procent (8 miljoen) in het geval van hoge migratie.
Ook de diversiteit van de migratieachtergrond verandert. Op dit moment heeft 60 procent van de inwoners met een migratieachtergrond wortels in de westelijke EU-lidstaten of in de klassieke migratielanden (Indonesië, Suriname, de voormalige Nederlandse Antillen, Turkije en Marokko). Door de uitbreiding van de EU, de toegenomen instroom van arbeid- en studiemigranten uit onder meer Latijns-Amerika en Azië en de hogere instroom van asielmigranten uit het Midden-Oosten en Afrika, is dat aan het veranderen. In 2050 zal naar verwachting minder dan de helft van de bevolking met een migratieachtergrond nog wortels in de EU-lidstaten hebben of tot een van de klassieke migrantengroepen behoren. Hun aandeel daalt tot tegen de 40 procent als het migratiesaldo hoog is en tot een kleine 50 procent als het saldo laag is.
Het CBS en NIDI maakten de berekeningen voor het onderzoek voor de coronacrisis. De pandemie veroorzaakt extra sterfgevallen en beperkt op dit moment de internationale migratie. Wat de gevolgen op de langere termijn zullen zijn, is nog zeer onzeker.