De twee hoofdverdachten in de zogeheten fipronilaffaire zijn maandag veroordeeld tot ieder een jaar celstraf. De 35-jarige Martin van de B. uit Barneveld en de 28-jarige Mathijs IJ. uit Nederhemert hebben de volksgezondheid in gevaar gebracht, zo oordeelt de rechtbank in Zwolle. Ze bestreden bloedluis in stallen van kippenboeren met fipronil, een insecticide die niet gebruikt mag worden bij de productie van voedingsmiddelen.
Miljoenen eieren werden in de zomer van 2017 vernietigd toen het bestrijdingsmiddel erin was aangetroffen. De affaire is een van de grootste fraudes in de Nederlandse voedselindustrie, meldde het Openbaar Ministerie tijdens de twee zittingsdagen in maart. De schade voor de sector is eerder geschat op 75 miljoen euro.
Fipronil mag niet in de voedselketen gebruikt worden. "Door dat wel te doen, zonder onderzoek te doen naar wat er in hun schoonmaakmiddel zat, hebben de verdachten de kans aanvaard dat voor de volksgezondheid gevaarlijke middelen gebruikt worden", aldus de voorzitter van de rechtbank.
Van de B. en IJ. bestreden vanaf 2016 met succes bloedluis in stallen. Bloedluizen zuigen bloed uit kippen en verzwakken de dieren. Hun Belgische leverancier Patrick R. mengde hun bestrijdingsmiddel Dega-16, maar wat er precies in zat begrepen de twee mannen niet. Pas toen in de zomer van 2017 de hele sector plat kwam te liggen, kregen ze argwaan.
Hun twee bedrijven ChickClean en ChickFriend moeten voorwaardelijke boetes betalen van elk 25.000 euro. Het opleggen van een onvoorwaardelijke boete vond de rechtbank niet passend, ook omdat de vorderingen van benadeelde pluimveehouders vele malen hoger zijn. Beide bedrijven zijn sinds de zomer van 2017 niet meer actief. Tegen het duo was twee jaar cel waarvan een halfjaar voorwaardelijk geëist. De rechtbank komt lager uit, ook omdat de schade voor de verdachten en hun gezinnen groot is.
In de fipronilaffaire is niemand ziek geworden. Daarom doet de hoogte van de straf geen recht aan de feiten, vindt advocaat Aart van Voorthuizen die Van de B. bijstaat. Hij weet nog niet of zijn cliënt in hoger beroep gaat.