Het kabinet houdt voor dit jaar rekening met de komst van nog eens 47.500 vluchtelingen uit Oekraïne als gevolg van de aanhoudende oorlog met Rusland. Dat meldt staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en Migratie) aan de Tweede Kamer. Dat zou inhouden dat er eind dit jaar meer dan 135.000 Oekraïners in Nederland verblijven. Afgelopen januari waren er ongeveer 88.000 Oekraïners in Nederland.
Van der Burg ziet op dit moment nog geen aanleiding om meer plek vrij te maken dan de voorgenomen 90.000 plekken per 1 juli. Vanaf dan verwacht het kabinet ruim 111.000 Oekraïense vluchtelingen. Nu is er volgens het ministerie nog wat ruimte, aangezien 97,3 procent van de opvangcapaciteit bezet is.
De staatssecretaris benadrukt wel dat de prognose "aan vele externe factoren onderhevig is en daardoor erg complex blijft". Iedere twee maanden wordt gekeken of de prognose klopt en zo mogelijk moet worden bijgesteld. Op basis daarvan kan de opvangcapaciteit weer worden aangepast.
Op zijn wekelijkse persconferentie zei premier Mark Rutte dat "helaas niets erop wijst dat Poetin van plan is snel een einde te maken aan de Russische agressie tegen Oekraïne". De premier zegde toe Oekraïne bij te blijven staan, "op alle mogelijke terreinen". Van der Burg valt hem bij, en schrijft dat Nederland "zo lang als nodig bescherming biedt aan hen die de oorlog in Oekraïne ontvluchten".
Het kabinet bespreekt rondom de Voorjaarsnota wat het toenemende aantal vluchtelingen betekent voor de begroting.