Het demissionaire kabinet heeft vorige maand de Koerdische autoriteiten in het noorden van Syrië gevraagd of zij bereid zijn om de repatriëring van vijf IS-vrouwen mogelijk te maken. De rechtbank in Rotterdam besliste in juli dat het kabinet nog drie maanden krijgt om de vijf vrouwen op te halen.
Zij worden verdacht van terroristische misdrijven en verblijven in opvangkampen in het noordoosten van Syrië. Als het kabinet er niet in slaagt een oplossing te vinden in de gestelde termijn, kan het betekenen dat hun zaak wordt gesloten en dat ze niet meer worden vervolgd voor terrorisme.
Demissionair minister Ferd Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) meldde woensdag aan de Tweede Kamer dat contact is gezocht met de Koerden. "De inschatting is dat er verschillende gesprekken zullen moeten worden gevoerd om daar meer zekerheid over te verkrijgen", aldus de bewindsman.
Eerder zijn al wel Nederlandse IS-vrouwen en hun kinderen uit Syrië opgehaald. Het blijft nog steeds zeer gevaarlijk in het gebied, aldus het kabinet. Daarom is het moeilijk de vrouwen te repatriëren. Ook in de Kamer is weerstand bij vooral rechtse partijen om IS-reizigers uit het gebied op te halen.