De Tweede Kamer vindt dat het kabinet meer tempo moet maken met het lachgasverbod. En zo lang het middel nog niet landelijk verboden is, moet er bij gemeenten op aangedrongen worden dat ze dat in de algemene plaatselijke verordeningen (APV's) regelen. Het parlement heeft moties hierover aangenomen.
Er wordt al lange tijd aan een lachgasverbod gewerkt, en de Tweede en Eerste Kamer moeten zich er nog over buigen. Als de volksvertegenwoordigers akkoord gaan, gaat er volgens het kabinet nog eens acht maanden overheen voordat het verbod daadwerkelijk van kracht wordt.
Kamerleden Mirjam Bikker (ChristenUnie) en Evert Jan Slootweg (CDA) vinden dat te lang. Ze zouden liefst zien dat het verbod al deze zomer ingaat, staat in een motie die zij indienden. Een Kamermeerderheid is het daarmee eens.
Zo lang lachgas niet formeel verboden is, is er nog een tweede manier om het gebruik juridisch tegen te gaan. Gemeenten kunnen in hun APV's ook besluiten om het middel te weren. Een Kamermeerderheid staat ook achter een motie van VVD'ers Rudmer Heerema en Ingrid Michon-Derkzen waarin het kabinet wordt opgeroepen om "in overleg te treden om te bevorderen dat zij plaatselijke verboden" op lachgas invoeren.