Oorlogsmisdadiger Josef Kotalla, bekend als 'de beul van Amersfoort', had een hersenbeschadiging waardoor hij dwangneurotisch en overmatig plichtsgetrouw te werk ging. De hersenbeschadiging liep hij op in zijn vroege jeugd, toen een kroonluchter op zijn hoofd terechtkwam. Zijn status als SS'er in de Tweede Wereldoorlog in combinatie met psychische problemen maakten van Kotalla een man die nog steeds wordt aangeduid als 'de belichaming van het kwaad'.
Dat beschrijft de Utrechtse historicus Richard Hoving in zijn boek De Beul van Amersfoort, dat donderdag in de winkel ligt. Op die dag promoveert Hoving ook op een onderzoek naar het leven van Kotalla (1908 - 1979). Naar het leven van Duitse kampbewakers in Nederland is tot nu toe weinig onderzoek gedaan. "Ik heb geen begrip voor Kotalla’s handelen, maar probeer te begrijpen en te verklaren waarom hij op bepaalde momenten in zijn leven optrad zoals hij deed", zegt Hoving over zijn onderzoek.
Kotalla, wiens naam in Nederland ook vaak wordt geschreven als Kotälla, was plaatsvervangend commandant van Kamp Amersfoort en gold als een wreed monster. Hij schoot tientallen gevangenen dood. Hij verzon keer op keer nieuwe en nog heftiger martelingen en vernederingen. Volgens Hoving was Kotalla voor de oorlog al gefrustreerd, onder andere omdat hij niet kon leren en erg klein was. Het gebruik van geweld gaf hem in het kamp macht en aanzien die hij begeerde. Door zijn dwangmatige plichtsbetrachting ging hij verder dan anderen. Na de oorlog zei de kampbeul dat hij slechts had gedaan wat hem van hogerhand was opgedragen.
De bijzondere rechtbank voor oorlogsmisdadigers veroordeelde Kotalla in 1948 tot de doodstraf. In 1951 werd dat vonnis veranderd in levenslang, omdat koningin Juliana geen executievonnis wilde tekenen en omdat psychiaters hem verminderd toerekeningsvatbaar achtten. Kotalla kreeg nooit gratie en stierf als enige Duitse oorlogsmisdadiger in Nederland in gevangenschap, in 1979 in Breda.
Volgens Hoving was dat proces "niet eerlijk en evenwichtig. Kotalla werd berecht en later nog vele malen beoordeeld door oud-verzetsmensen en oorlogsslachtoffers. Er werden valse verklaringen afgelegd en geloofd." Zelfs de vertrouwensarts die de doodzieke man in de laatste dagen van zijn leven begeleidde schreef dat hij "walgde van zijn handen aan dat lichaam."