Praten over het slavernijverleden is hard nodig. Dat zei David Olusoga, hoogleraar publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Manchester, woensdag in de Keti Koti-lezing die hij uitsprak in het Tropenmuseum in Amsterdam. Daarin vertelde hij onder meer over het slavernijverleden van het Verenigd Koninkrijk en Nederland en hoe de twee landen hun nationale identiteit daaraan verlenen.
De lezing werd georganiseerd door het Tropenmuseum en het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee). Met de jaarlijkse toespraak wordt stilgestaan bij "de geschiedenis van de slavernij en hoe dit gruwelijke verleden nog altijd doorklinkt in het heden", aldus de organisaties.
Olusoga zet zich volgens het museum als historicus, filmmaker en presentator in voor de erkenning van mensen van kleur en hun rol in de wereldgeschiedenis. In zijn lezing, getiteld 'De stilte verbroken', benoemde Olusoga dat er een historische omslag gaande is waar overheden, bedrijven, instellingen en universiteiten zich moeten afvragen wat hun rol was in slavernij, vaak aangewakkerd door jonge mensen die die vraag stellen.
"Geschiedenis is er niet alleen om gemakkelijk te zijn", zei Olusoga. "Die historische omslag heeft niet alleen nieuwe, ongemakkelijke hoofdstukken toegevoegd aan voorheen zo comfortabele nationale geschiedenissen, maar stelt ook de meer diepgaande vraag welke sociale functie geschiedenis in de 21ste eeuw kan en zou moeten hebben."
De lezing werd bijgewoond door onder anderen Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die het Herdenkingsjaar Slavernijverleden coördineert.
Op 1 juli wordt met Keti Koti, of Dia di Abolishon, de afschaffing van de slavernij herdacht en gevierd. Dit jaar is het precies 150 jaar geleden dat er definitief een einde kwam aan slavernij onder Nederlands bewind.