Ruim driekwart van de kinderen in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen is de afgelopen decennia geconfronteerd met misbruik, mishandeling, treiteren en verwaarlozing. Toezichthouders hebben verzuimd in te grijpen, concludeert een commissie die dat heeft onderzocht. De overheid en de jeugdzorg moeten hun falen erkennen, slachtoffers "ruimhartig" ondersteunen en de jeugdzorg van nu verbeteren, vinden hoogleraar pedagogiek Micha de Winter en zijn medeonderzoekers.
Onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn kinderrechten geschonden en levens beschadigd, schrijft de commissie. Met grote gevolgen. Slachtoffers ondervinden jaren later nog psychische klachten, relatieproblemen en moeilijkheden bij het op hun beurt opvoeden van de eigen kinderen.
Ook vandaag de dag voelen kinderen in de jeugdzorg zich nog onveilig, constateert de commissie, die zich heeft gebogen over het lot van kinderen die sinds 1945 uit huis werden geplaatst. Vooral in instellingen als de gesloten jeugdzorg, jeugdgevangenissen en de opvang voor minderjarige asielzoekers gaat het nog mis. Niet alleen kinderen klagen, maar ook groepsleiders.
Het kabinet en de jeugdzorg moeten erkennen dat er te weinig is gedaan om fysiek, seksueel en psychisch geweld te voorkomen en te stoppen, vindt de commissie. De organisaties waarin slachtoffers zich hebben verenigd, verdienen ruimhartige steun. Er moet ruimte komen voor hun verhalen en ze moeten beter worden geholpen. Uit huis geplaatste kinderen van nu moeten minder vaak in gesloten instellingen en in grote groepen belanden.
Een op de tien van de ongeveer 200.000 kinderen die door de jaren heen in een tehuis of pleeggezin verbleven, heeft "vaak tot zeer vaak" geweld meegemaakt. Vanaf de jaren zeventig maakte het personeel zich minder vaak schuldig aan fysiek geweld, maar dat nam tussen kinderen juist toe. En psychisch geweld hield onverminderd aan.
Uit huis geplaatste kinderen waren de dupe van heersende opvoedkundige opvattingen en het falen van jeugdzorg en toezicht, analyseert de commissie. Zulke kinderen hebben een harde hand nodig, was lang de gedachte. Bovendien was er zelden geld voor goed personeel of kleinere groepen.
Slachtoffers durfden niet te vertellen wat hun overkwam. De enkeling die dat toch waagde, stuitte op dichte deuren of dovemansoren.