De invoering van de omvangrijke Omgevingswet gaat de overheden naar schatting 1,3 tot 1,9 miljard euro kosten. Dit bedrag wordt uitgegeven tussen 2016 tot en met 2029. Dat staat in een onderzoek van adviesbureau KPMG dat minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Gemeenten zullen het meeste geld eraan kwijt zijn.
In de nieuwe Omgevingswet worden tientallen wetten en honderden regels over de inrichting van het landschap gebundeld en vereenvoudigd. Alle lagere overheden moeten via een nieuw computerstelsel op dezelfde manier gaan werken met onder meer vergunningen en omgevingsplannen. Dat moet het voor mensen en bedrijven onder meer makkelijker maken om infrastructuurprojecten, verbouwingen en evenementen te regelen.
De wet zou eigenlijk in 2019 ingaan maar is door de complexiteit ervan al twee keer uitgesteld. De inwerkingtreding is nu voorzien op 1 januari 2022. De wet is al door de Tweede Kamer, maar in de Eerste Kamer ligt vooral de beoogde invoeringsdatum zwaar op de maag. Ollongren heeft de senaat toegezegd dat ze tot dit voorjaar de tijd krijgen om een besluit te nemen.
Gemeenten moeten nog veel testen met het nieuwe digitaal systeem. Het adviescollege ICT-toetsing, het vroegere BIT, dat namens de overheid de ontwikkeling van nieuwe ICT-projecten in de gaten houdt, was eerder al kritisch over het nieuwe stelsel.
Gemeenten zullen verreweg het meeste geld kwijt zijn aan het eigen maken van de nieuwe werkwijze (1,1 tot 1,7 miljard euro). Daarna volgen de provincies, de waterschappen en het Rijk. Ongeveer driekwart van de kosten is al in de eerste jaren van het project gemaakt: tussen 2016 en 2021.