Zorgminister Ernst Kuipers gaat in gesprek met de huisartsen en de GGD'en om te bezien of zij actiever kunnen worden in de verstrekking van de hiv-preventiepil PrEP. Hij zei dat in een debat na kritiek vanuit de Tweede Kamer op zijn weigering om een proefproject met deze pil uit te breiden vanwege de grote belangstelling ervoor. Kuipers blijft bij dat besluit en zegt dat belangstellenden wel degelijk PrEP kunnen krijgen, al moeten zij dit via de huisarts regelen en er iets meer voor betalen.
Maar onder een groot deel van de huisartsen bestaat veel weerstand om PrEP te verstrekken, onder meer omdat er veel tijd mee gemoeid is met voorlichting en vervolgconsulten. Bovendien vinden ze dat preventie op dit terrein beter bij de GGD past. De minister gaat kijken hoe dit kan worden opgelost.
Op dit moment krijgen 8500 mensen met een hoog risico op een hiv-infectie het middel PrEP, waarmee ze kunnen voorkomen dat ze het virus oplopen dat aids kan veroorzaken. Maar er is veel belangstelling: er staan 3000 mensen op de wachtlijst. Het Aidsfonds - Soa Aids Nederland meldde deze week het "onbegrijpelijk" te vinden dat niet meer mensen aan de pilot mogen meedoen, ook omdat het latere zorgkosten juist zal besparen. Onder meer PvdA en GroenLinks dringen daar ook op aan.
Maar volgens Kuipers gaat een uitbreiding in dit stadium van de proef die sinds 2019 loopt "niet helpen". Voor zover nu bekend, pakt het middel goed uit, beaamde de minister, maar hij wil wachten op meer uitkomsten die over enkele maanden komen. Als er nu opeens meer mensen gaan meedoen, dan is dat voor het onderzoekers niet handig, stelt hij. De minister verwacht over enige tijd al de resultaten waarna hij "snel een besluit wil nemen over een vervolg". Ook wees hij erop dat de pilot al eerder was uitgebreid en er geen geld is voor een nieuwe uitbreiding.
De PvdA vindt het verschil in kosten voor de verstrekking van PrEP onrechtvaardig. Deelnemers aan de pilot betalen een eigen bijdrage van 7,50 euro voor dertig pillen. Anderen betalen daarvoor ongeveer 20 euro. Dat is veel minder dan de 500 tot 1500 euro aan bedragen die daarover publiekelijk rondgaan, aldus Kuipers.